Onze tocht langs de steenbokskeerkring

In navolging van de bbc-reporter Simon Reeve die een reisprogramma maakte rond The Tropic of Capricorn, legden ook wij het Latijns-Amerikaanse deel van deze routeaf, zei het iets minder kritisch. De tocht van west naar oost bracht ons van San Pedro de Atacama in Chili naar Guarujá in Brazilië. Voor het eerst tijdens deze reis couchsurfden we, ondervonden we dat liften niet altijd even vlot verloopt, dat de porties vlees in Argentinië overdreven groot zijn, dat Brazilianen ook in Belgisch weer op het strand bier en caipiroska's weten te smaken, dat reizen de wereld heeft verkleind en je hierdoor op een doorsneelocatie bekenden kunt tegenkomen éndat São Paulo een gigantische metropool is waar elke avond gefeest kan worden en voor je het beseft belangrijke kansen mist.

Zoals eerder al kort vermeld in het vorige reisverhaal verlietenwe Bolivia na eendriedaagse tripop de Salar de Uyuni en werden we net over de Chileense grens gedropt, meer bepaald in San Pedro de Atacama.Het verschil met de vorige landen was duidelijk merkbaar qua prijs. Niet dat wij Hollandééééérs zijn, maar toch gingen we direct op zoek naar het goedkoopste hostel. Uiteindelijk hadden we er één gevonden en wisten we zelfs nog iets van de prijs af te pitsen. De kamer bestond echter niet meer dan uittwee bedden, maar dat lieten we niet aan ons reizigershart komen. Bovendien ontmoetten we er Chilenen die opvakantie waren en ons in aanraking brachtten met de wondere wereld van Piscola. Deze vlot drinkende Chileense rum-cola bleek al gauw een voorbode te zijn voor wat 's avonds nog zou komen.Toen we San Pedro 's nachts verkenden, kwamen we de Chilenen terug tegen in een plaatselijke bar en hebben we er de rest van de avond mee door de ongeplaveide straten gedwaald. De bedoeling was dat we nog naar een feestje zouden gaan, maar daar waren deChilenen niet meer toe in staat. The Backpackers daarentegen...

Vanaf we in San Pedroaankwamen was het onsmeteen duidelijk dat er buiten toerisme weinig te beleven valt. Doordat er wel enkele leuke cafés en restaurants zijn, straalt het stadje 'iets gezelligs' uit, maar als we eerlijk zijn, heeft de stad niet meer dan dat te bieden. Hetis voornamelijk de uitvalsbasis om de Atacama-woestijn (el desierto más árido de todo el planeta) tebezoeken of naar Valle de la Luna te gaan. Geen van dit stond normaal gezien op ons programma, maar ongewild draaide het anders uit.

In Chili hebben we ook voor de eerste keer gebruik gemaakt van couchsurfing. Tot onze verbazing was er iemand in San Pedro die zijn couch oftewel zetel ter beschikking stelde voor surfers, namelijk de Colombiaan Vladimir. Onmiddellijk pakten wij onze biezen en trokken van het hostel naar zijn appartement/kot. Het was een zeer gezellige bedoening in de veel te kleine kamer. Wij waren voor hem de eerste couchsurfers en hij wilde er duidelijk het beste van maken. Meteen stelde hij ons voor aan enkele vrienden en trokken we er op uit om in de buurt de zonsondergang te zien. 's Avonds liet hij ons een beetje van Colombia proeven door voor ons te koken met op de achtergrond telkens typische salsamuziek. Er werd duchtig gedanst door zijn vrienden (als man is het toegestaan om tijdens het dansen de vrouw eens goed vast te pakken) en danspogingen van Jeroen werden door Jan op hoongelach onthaald.

's Anderdaags hadden we ons voorgenomen om te liften naar Salta in Argentinië. Helaas was dit plan iets te optimistisch (of hebben we de lifttechniek nog niet goed te pakken), want na meer dan 6 uur te wachten op Godot aan de grenspost, besloten we af te druipen. Het wachten had iets surrealistisch. Op het kruispunt passeerde er maar één vrachtwagen om het half uur en telkenshoopte we tevergeefs op een lift.Na uren gebakken te hebben in de blakke zon, besloten we om terug te gaan naar San Pedro en onszelf te trakteren op een daguitstap met de fiets naar Valle de la Luna. Alhoewel tractatie... de rit heen was vollenbak tegen dewind in en de beloofde prachtige zonsondergang was bedroevend.Gelukkig was Vladimir bereid om ons terug in huis te nemen voor een extra nacht. De volgende dag namen we zoals elke toerist de bus naar Salta en achteraf bezien, bleek dit de beste optie te zijn.Tijdens de rit kwamen we geregeld vrachtwagens tegen die met pech langs de kant van de weg stonden of die gecrasht waren. De weg naar Salta gaat over een bergpas van 5000 meter met onnoemelijk veel haarspelbochten, steile afdalingen die de remmen tot het uiterste drijven en prachtige berglandschappen (de zeven kleuren berg). Een ander pluspunt van de busreiswas dat we een zeer lekkere hamburger kregen van een weliswaar kwade buschauffeur. Dearme manwas er niet mee opgezet dat hij zijn 1 dollar kostende bic had uitgeleend aan een passagier, maar deze niet had teruggekregen. Drama alom en goed voor een kwartier vertraging bij het vertrek! Maar wat ons het meest van de busreis zal bijblijven was demooiste zonsondergangtot nog toe(en ter compensatie van die in Valle de la Luna). Want suf van al enkele uren in de bus te zitten, lachten we ons kriek toen de persoon schuin voor ons zijn leeslampje aanstak en zijn kalende kop eronder oranjelag te blinken.

Laughing

Eenmaal aangekomen in Salta gingen we op zoek naar een leuk hostelletje. Het was ons niet gelukt om hier een couchsurfplek te versieren. Volgens één van de gecontacteerden zijn de mensen hier nogal schuw en zou het daaraan liggen dat we geen plek vonden en diegenen die wel surfers toelaten waren zogezegd volgeboekt. We zijn 4 dagen in Salta gebleven en hebben er de meest toeristische plaatsen bezocht. Het kabelbaantje, San Lorenzo en het museum MAAM (El Museo de Arqueología de Alta Montaña). Het laatste was zeer interessant. Het museum ging over expedities in de Andes waarbij ze artifacten hebben gevonden vanuit de Incaperiode. Door het bezoek leerden we veel bij over de geschiedenis van de Inca's en de periode ervoor. En aangezien we toch zelf voeling hadden met het bedwingen van 6000 meter hoge bergen, konden we ons maar al te goed voorstellen hoe die expedities in der tijd zijn verlopen.Om de avonden kleurrijk inte vullen,wilden we de lijn doortrekken die we in Chili hadden ingezet enook in Salta het nachtleven verkennen. Helaas feesten de Salteños enkel in het weekend, dus moesten wij het stellen met enkele plaatselijke biertjes op een terras.

We hadden uitgedokterd om halt te houden in Resistencia, een stad in de warmste en droogste provincie van Argentinië. Op zich valt daar niets te beleven, maar een rechtstreekse busrit van Salta naar Puerto Iguazú leek ons iets te lang. Meer dan 25 uur op een bus is zelfs voor onsiets te veel van het goede. Een tussenstop maken was dusde oplossing en Resistencia lag perfect tussen de twee steden in. Over de stad kunnen we kort zijn. Ze telt meer standbeelden dan inwoners, bestaat voornamelijk uit jonge inwoners (die er een sport van maken om onder elkaar 2-literflessen cola te delen op café! Liters van het zoete goedje werden vlot door de plaatselijke jeugd naar binnen gegoten.) en ligt aan de grens met Paraguay.Ondanks er eigenlijk niet veel te beleven valt, wisten we dankzij onze couchsurferhost Javiertoch enkele andere plekjes van de stad te ontdekken (en tevens ook minder bekende standbeelden). De ietwat bizarre, vegetarische Javier heeft ons goed geholpen en maakte ons verblijf daar aangenaam. Toen we een uitstap wilden maken naar Parque National Chaco, wist hijons te vertellen hoe we er het beste konden geraken. Het bezoek viel echter een beetje tegen. Na een busrit van twee uur en een taxitrip van 15min konden we in het park gaan wandelen. Direct kozen we voor de grote toer die ons naar de lagunes zou leiden. Jammer maar helaas stonden ze droog toen we er aankwamen en de wandeling was op zich ook wat teleurstellend. We hebben geen poema's of andere dieren gezien en de enige groep beesten die we tegenkwamen, bleek een troep schoolgaande tieners te zijn. Het gaf ons wel de tijd om eens goed te roddelen over vrienden en een aantal voorspellingen te maken over zaken die zullen veranderd zijn wanneer we terugkomen. En geloof ons we geraakten niet uitgepraat gedurende de drie uur lange tocht en hebben ons constant kapot gelachen. Eens terug in Resistencia was het bijna tijd om de nachtbus te nemen richting de watervallen op de rivier Iguassu.

Één ding dat ons onmiddellijk overviel in Puerto Iguazú was de hitte.We konden geen vijf stappen zetten of we wilden alweer van t-shirt veranderen. We sliepen die nacht in een kleine herberg (in vergelijking met de grote Hostel International met zwembad en airco waar we eerst van plan waren te overnachten) en hebben er zelf gekookt. De buitenkeuken was een avontuur op zich.Eenwrattigekikker, grote insecten en een ietwat beschonken koppel keken allen toe hoe wij zonder kruiden en zout onze typische Belgische stoemp klaarmaakten. Smaken dat het heeft gedaan! Het was een groot contrast met de volgende dag. We mochten gaan relaxen en slapen in de Sheraton Iguazú,het verjaardagskado voor Jeroenvan de familie Antonissen (plus aanhangsels). Midden in het nationaal park mét uitzicht op de watervallen kwamen we tot rust. Een plonske in het zwembad, bronzeren op het dakterras, een filmke op de kamer, een te uitgebreid ontbijtbuffet, een cocktailtje in de bar, ... het hoorde er allemaal bij en we lieten het ons allemaal welgevallen. Waarvoor dank! Uiteraard hebben we die dag niet veel gedaan. Pas de volgende dag besloten we het park in te trekken om de watervallen te aanschouwen. Ze kunnen vanuit twee landen bekeken worden. Men zegt dat men aan de Argentijnse kant het best de kracht van de watervallen kan ondervinden en dat de Braziliaanse kant enkel goed is voor een totaal overzicht. En na het in de praktijk te hebben ondervonden, kunnen wij ons zeker achter deze theorie scharen. Met als gevolg dat we -na een hele dag letterlijk overdonderd te zijn aan de Argentijnse zijde - het bezoek de volgende dag aan de Braziliaanse kant minder konden waarderen.

In Brazilië logeerden we in Foz do Iguaçu opnieuw bij een couchsurfer. Deze keer viel het wat minder mee. De jonge kerel was meer in zijn computer geïnteresseerd en vond het blijkbaar ook nodig om geregeld de webcam op ons te richten om zo aan zijn vrienden te laten zien wat voor knappe backpackers hij niet over de vloer had. Wij waren dus heel blij dat we er enkel de nacht moesten doorbrengen en elks een eigen matras hadden. De volgende dag, nadat we een heel duur busticket hadden geboekt riching São Paulo, bezochten we nogmaals de watervallen. De Brazilianen kennen er wat van. Met bussen worden de toeristen gedropt aan de perfecte plek om het watergeweld te aanschouwen. In Argentinië wisten ze de wandelpaden nog mooi te integreren in de natuur, terwijl er in Brazilië een tweebaansvak is aangelegd, met weliswaar fluiterasfalt.

Onze volgende stap was São Paulo. De gigantische metropool, iets veel groter dan Antwerpen.

Wink
Stel u even het volgende voor: de gehele Antwerpse binnenstad volgebouwd met boerentorens. Hou dit beeld nu even vast... wel, dat beeld is één van de vele wijken in São Paulo. Aanvankelijk zouden we een week blijven in deze metropool, voornamelijk om wat uit te rusten en enkele vrienden te bezoeken. Uiteindelijk zijn we bijna tien dagen gebleven en nog steeds konden we zelfs geen wijk vatten. Onze uitvalsbasis tijdens deze tiendaagse was het appartement van Pedro en zijn broer Leonel. Pedro is een studievriend van Jeroen van op Erasmus in Grenoble en was nog steeds die goede organisator van weleer. Ondanks hij steeds overdag moest werken, had hij altijd enkele suggesties klaar om ons bezig te houden. Het concept van een sleutel te hebben, was weer even wennen, maar het was alleszins leuk om na drie maanden reizen nog eens een 'thuis' te hebben. Naast de suggesties voor overdag, waren er 's avonds steevast een waaier aan mogelijkheden om op stap te gaan en het nachtleven in São Paulo af te schuimen. Hoewel het ongeloofwaardig klinkt uit de monden van twee backpackers, de eerste dagen waren druk druk druk. Het was een geluk dat wij konden uitslapen, wat voor onze gastheer niet steeds het geval was. Op onze eerste avond maakten we kennis met enkele vrienden van Pedro op een campusfeest van de rechtenfaculteit. Deze universiteit huist in één van de oudste gebouwen van de stad. In São Paulo termen betekent oud meer dan honderd jaar en dit 'antiek ' gebouw lag met andere woorden tussen nieuwe wolkenkrabbers. De avond erna ging het er niet zo studentikoos aan toe. Op een iets exclusiever Japans restaurant dat later op de avond een club werd, ontmoetten we de collega's van zijn werk. Een aangename bende die er niet voor terugdeinsde om verschillende glazen wiskey achterover te slaan met daartussen enkele biertjes om te rehydrateren, maar laten we eerlijk zijn: met Heineken is een watersmaak nooit echt ver weg en wat is er beter dan hydrateren met kraantjeswater? De Belgen hielden het wijselijk bij écht bier, maar ook hier een kanttekening. Ondanks Inbev een Belgisch-Braziliaanse joint-venture is, hebben ze blijkbaar toch de strategische beslissing genomen om het beste bier in België te houden, alleszins in deze club. In andere plaatsen zijn we wel enkele betere bieren tegengekomen, meestal verkleed in een Stella-flesje of een Bohemia-vermomming.

Het weekend was ook al lang van tevoren geboekt. Vooraleer we naar de zee zouden afzakken, werden we door de ouders van Pedro uitgenodigd op een receptie van een paardenshow (en ondervonden we nog maar eens de sociale tegenstellingen in Brazilië). Op dit event ontmoetten we elke paardenliefhebber van de staat São Paulo (waaronder een nazaat van de intussen lang geklasseerde koninklijke familie van Brazilië) en werden Pedro en Jeroen geïnterviewd door de Braziliaanse televisie. Na dit event trokken we naar de zee, meer bepaald naar Guarujá, een soort Knokke van Brazilië. En net zoals Knokke is Guarujá ook een spookstad in de winter, maar op een iets grotere schaal. De stad telt honderduizend officiële inwoners, maar dit aantal kan tijdens de topweken oplopen tot twee miljoen. En net zoals wanneer de meeste Belgen naar de zee gaan, was het hier ook slecht weer, met het verschil dat het typische Belgische weer de Braziliaanse vrienden van Pedro er niet van weerhield om pintjes en cocktails te drinken op het strand, 's middags, als ontbijt. Na een goede en lekkere zeevruchtenschotel te hebben gegeten in een restaurant was het tijd om naar een soort van Sensation White party te gaan, met uitzicht op de beach. Laten we het zo stellen, we hebben al betere feestjes meegemaakt - voor veel minder geld - en waar we geen uren voor moesten aanschuiven in de regen om binnen te mogen. Niet geklaagd, want het weekend was veel te snel voorbij gevlogen en voor we het goed en wel beseften, waren we al terug in São Paulo. Buiten Pedro wonen er in São Paulo nog andere bekenden van The Backpackers. Eerst brachten we een bezoek aan onze koerier van dienst, Maarten. Via hem kregen we onze verse lading chokotoffs (nu kunnen we er weer tegen voor een maand als we zuinig zijn en er niet te veel uitdelen). Het ontvangst was prima: want wat wilt nen Antwerpenaar meer dan ontvangen worden met een Koninckske? Niet veel later werd er wel overgeschakeld op ander bier en werd dit vergezeld met een goed stukske vlees dat we zelf moest grillen (de naam hiervan ontgaat ons even: dus Maarten laat het ons weten hoe het noemde). Het was heel aangenaam, zo gezellig zelfs dat we de bar hebben gesloten en ook deze keer waren we content dat wij de dag erna niet moesten gaan werken! De volgende dag bezochten we de nonkel en tante van Jeroen die al meer dan dertig jaar in Brazilië wonen. Ondanks het feit dat Jeroen deze kant van de familie nog niet vaak gezien had, was het ontvangst hartelijk en voelde het contact vertrouwd aan. Antonissen-kenmerken slijten blijkbaar na dertig niet af... dat belooft voor een Jeroen dertig jaar later!?

Het was van begin niet duidelijk wanneer we São Paulo zouden verlaten. Tijdens ons verblijf hadden we besloten om twee dagen vroeger te vertrekken dan we van plan waren, om zo tijd te winnen voor onze trip naar het zuiden. Maar uiteindelijk hebben we onze vlucht met één dag vervroegd, zodat we op een deftige manier afscheid konden nemen van Pedro en zijn broer. Wanneer we deftig bedoelen, kan je dit letterlijk interpreteren. Pedro nam ons mee naar het poepchique Skye Hotel. Dit meloenvormig gebouw is centraal gelegen en op het uitgerekte dakterras hadden we een prachtig uitzicht over de stad. Om de prijs van de consumpties terug op een redelijk niveau te brengen, zakten we na zonsondergang af naar een iets goedkoper café, waar we met een collega van Jeroen en opnieuw met Maarten de bar sloten en waarmee we meteen ook onze tocht over de steenbokskeerking afsloten.

Groetjes,

Jan en Jeroen

Dwars door Bolivia

De overgang van Peru naar Bolivia had vlotter kunnen verlopen. Helaas kwamen we door een verkeersaccident pas enkele uren later aan de grens. Er waren immers twee vrachtwagens op elkaar ingereden. Hetgeen ons niets verbaasde. De peruvianen rijden immers als zotten op de weg. Van aan de grens was het slechts 10 minuten rijden tot Copacabana. Van rustig rondkuieren in deze kleine stad vol met hippies kwam er niet veel in huis. Stephan vernam dat zijn vlucht vanuit La Paz gecancelled was en diende bijgevolg zelf voor een alternatief te zorgen. Wat een service van AA (American Airlines)! Na veel opzoekwerk en de nodige telefoontjes kon Gilbert uiteindelijk vanuit Lima terugvliegen. Het afscheid van een vriend werd hierbij met twee dagen vervroegd. 's Anderdaags werd er (al dan niet met enkele traantjes) afscheid genomen op het strand van Copacabana, waar de overblijvers een bootje namen naar Isla del Sol.

Op dit eiland in het Lago Titicaca zou volgens de legende de eerste Incakoning geboren zijn. We werden op het noordelijk deel van het eiland gedropt om van daaruit drie uur te wandelen naar de andere kant van het eiland. Het einde van de wandeling werd bekroond met een frisse pint op een terras met een prachtig uitzicht over het Lago Titicaca. Tevens konden we even bekomen van het afscheid van Stephan en zijn sympathiekere alterego Gilbert. Terug in de veilige haven namen we de nachtbus richting La Paz. Onderweg werden we tegengehouden door een groep gewapende mannen. Vanaf we doorhadden dat het hier om de drugspolitie ging, kwamen we niet meer bij van het lachen. De controle werd niet echt grondig uitgevoerd en efficiënt te werk gaan leek er niet bij. Enkel wat boosaardige blikken werden er uitgewisseld en vervolgens mocht de chauffeur weer doorrijden. Het leken ons gefrustereerde agenten die al jaren aan hun overste om een drugshond vroegen maar nooit gehoor kregen. Swat, in La Paz sliepen we weer in een Loki-etablissement (populaire backpackershostels in Peru en Bolivia) Op weg naar de Loki wist de taxichauffeur ons te vertellen dat er in de politieke hoofdstad van Bolivia zo'n 7 miljoen mensen wonen ... yeah right! (het juiste aantal is 2 miljoen en in heel Bolivia 9 miljoen)

In La Paz zouden we de tijd nemen om onze route verder uit te stippelen. Omwille van de waarschuwingen van de Belgische overheid kozen we ervoor om het Oosten van het land te vermijden. Toch zochten we een beetje 'gevaar' op door naar Sucre af te reizen, maar vooraleer af te reizen wilden we toch nog enkele attracties bezoeken in La Paz en omstreken. Een quasi verplichte jungle- en pampastour bleek niet evident te zijn. Na onderhandelen bij een reisbureau hadden we een schitterende toer bekomen. Helaas moesten er nog minstens 4 andere mensen zijn om (letterlijk) af te kunnen varen. En daar neep het schoentje: geen uitstap naar de jungle en de pampas in Rurrenabaca voor The Backpackers. Een mooi alternatief bood zich echter aan op het laatste moment: de klim naar de top van de Huayna Potosí (weet u wel die berg van 6088m hoog) in de Cordillera Real. We waren slim geweest en hadden gevraagd om ons materiaal op voorhand te mogen passen. Geloof ons, het is geen vanzelfsprekendheid om schoenen in onze maat hier te vinden. Met een gerust hart en een volledige klimuitrusting keerden we terug naar de Loki om te slapen en ons mentaal voor te bereiden op de klim. De dag erop vertrokken we voor een driedaagse trip. Het leek aanvankelijk een bizarre groep. (De één begon over cappucino-aapjes, de andere had het over koeien, ...) Met een Tsjechisch koppel, een Argentijnse macho manager in jeans en twee Engelsen trokken we op pad. Nuja, de eerste dag zaten we meer in het busje dan ons lief was en in de namiddag mochten we ons uitleven op de gletsjer, wat een fantastische ervaring was. Met grampons en ijshouwelen bedwongen we menig ijsmuren. De volgende dag hadden we tijd zat om te rusten. Theoretisch gezien moest er enkel twee uur gewandeld worden naar de tweede refugio. Snel bleek echter dat theorie en praktijk vanaf 5000m hoogte twee duidelijk verschillende zaken zijn. Zwaar gepakt en gezakt met een veel te kleine rugzak bereikten we op 5295m het laatste basiskamp in de sneeuw. Terwijl de gidsen het avondeten prepareerden hielden wij ons bezig met het spelen van shithead; een kaartspel dat ons werd aangeleerd door Marc, oftewel Jebus. Shithead is een leuk spel waar wij, Belgen, direct mee weg waren. Trouwens op die hoogte was het behoorlijk koud, maar we waren voorzien van voldoende thermisch gerief en klassebakken onder de slaapzakken. Nog voor 1uur 's nachts werden we gewekt om aan de tocht naar de top van ongeveer 6 uur te beginnen. Per twee werden we vastgegespt aan een gids. Vanzelfsprekend dat wij aan één touw hingen. Onze gids wist van wanten! Van het begin hield hij er een strak tempo op na. Even dachten we dat 'Vamos' het enige woord was dat hij kende, want van pauzes wilde hij nauwelijks weten. Vandaar dat we tijdens de tocht iedereen voorbij staken en als eersten de top bereikten, net na zonsopgang. Al bij al viel de beklimming mee, enkel op het einde was het een hachelijke onderneming. De afgrond aan onze rechterzijde kwam soms verraderlijk dichtbij. Na slecht 15 minuten te hebben genoten van het prachtige uitzicht op de top, begonnen we aan de afdaling , wat het zwaarste was van de hele onderneming. Totaal leeg en energieloos moesten we maken dat we zo snel mogelijk beneden waren om te vermijden dat stenen en ijspegels ons niet zouden bedelven. Moe en voldaan konden we even uitrusten in de eerste refugio vooraleer we terug afzakten naar La Paz. (Onderweg nog wel platte band gehad, zie statistieken onder profiel).

Eigenlijk hadden we in de week dat we in La Paz waren nog niet de tijd genomen om de stad te verkennen. We verkozen om eerst wat daguitstappen te doen, zoals een bezoek aan de Tiahuanacu-ruïnes en te gaan golfen op de hoogste golfcourse ter wereld. Dat laatste was een geweldige ervaring. In een prachtig maanlandschap sloegen we golfballetjes (we hebben er wel moeten bijkopen) honderen yards verder van de ene hole naar de andere. En dat allemaal met een perfecte swing. Na de laatste dag uiteindelijk de stad al rondkuierend te hebben verkend, spraken we af met onze klimbuddies en sloten we de avond en ons verblijf in La Paz op schitterende wijze af in onder andere een typisch lokaal cafeeke. De naam van de kroeg ontgaat ons hier even, maar we hebben achtereenvolgens de volgende bieren geconsumeerd: bi-cervicena, saya negra, taquiña en bock. Over de aantallen kunnen we echter niet uitwijden.

's Anderdaags namen we de eerste vlucht naar Sucre met AeroSur, kwestie van een busreis van meer dan 12uur te vermijden (Jaja, wij zijn echte backpackers! ) en eventuele wegblokkades te omzeilen. Van de zogezegde politieke onrust in Sucre was niets te merken. Enkel viel het ons op dat er weinig toeristen rondliepen, maar dat kon ons echt niet deren. Sucre is een fantastische stad om te vertoeven. Heel gezellig, rustig (niet wanneer de scholen net gedaan zijn, want dan is er geen doorkomen aan) en vooral mooi. De witte huizen met hun terracotadaken stralen een zekere rustiek af. We hadden aanvankelijk gepland om er maximum drie dagen te blijven, maar het werden er vier. En als we hadden geweten dat de volgende stad, Potosí niet echt de moeite was, hadden we er misschien nu nog gezeten. In Sucre hebben we opgetrokken met Roos, een Hollandse die er vrijwilligerswerk doet. Doordat ze er al even zat kende ze de stad beter en wist goeie plekjes om te eten (vooral de 'pique a lo macho' is een echte Boliviaanse aanrader: een vleesgerecht met frieten en veel saus om van te smullen) en drinken. Al partycrashend hebben we dan ook een beetje het nachtleven aldaar verkend.

De slechts drie uur durende busrit naar Potosí was de moeite. We reden door een prachtig landschap, waar oases elkaar afwisselden met droogstaande rivieren. In Potosí zochten we direct het meest populaire backpackers hostel op. We wilden hier de mijnen bezoeken (tevens een uitspraak die onder ons voor de nodige hilariteit heeft gezorgd) en dan doorrijden naar Uyuni. Maar vanaf dat we de vergane Spaanse gloriestad in het daglicht zagen, was onze enige bekommernis er zo snel mogelijk weg te geraken! Want in Potosí valt er echt niets te beleven (nota van The Backpackers: misschien kwam dit wel doordat het een zondag was). Onze enige zorg was dus om zo snel mogelijk een toer naar de mijnen zien te boeken, wat niet zo evident bleek te zijn aangezien er (zelfs in Bolivia) niet op zondag wordt gewerkt, worden er bijgevolg ook nauwelijks toeren naar de mijnen georganiseerd. Uiteindelijk hadden we toch een touroperator gevonden en met twee Duitssprekende oude mannen gingen we de mijnen in. Beiden hadden hun geluk gevonden in Guatemala... en de oudste van de twee (een zekere Alfred uit Oostenrijk, ik denk niet dat er hier een tekeningske bijgemaakt moet worden) liep de hele tijd met een recordertje rond om zijn toer van de nodige audiocommentaar te voorzien. Eenmaal in de mijnen bleek de arme man ook nog eens last te hebben van flatulentie. Telkens als hij een scheet liet, sprak hij van 'eine Explosion', wat onmogelijk was aangezien er op zondag niet gewerkt werd en er dus ook geen dynamiet kon knallen. (Hilariteit in de mijnen, zeker omdat de arme man geregeld nog zijn hoofd stootte aan de dwarsliggers. Al een geluk kregen we een helm mee!) Het eigenlijke bezoek aan de mijn was bijzonder. Men kan het zich nauwelijks voorstellen in wat voor toestanden de mijnwerkers elke dag opnieuw zilver, zink en vooral tin opdelven. De gids was zelf vroeger een mijnwerker geweest en het was duidelijk te merken dat hij blij was dat hij dit nu niet meer hoefde te doen. Over bepaalde onderwerpen wilde hij zelfs niet praten. Over de zaken die hij wel aansneed was hij dan weer heel uitvoerig.

De dag erna namen we alweer de bus en ditmaal naar Uyuni (het vertrekpunt om dé zoutvlakte te bezoeken). Over niet-geasfalteerde en stoffige wegen wisten we Uyuni (na een volgens de verkopers 6uur durende reis, maar in realiteit 8uur durende trip) te bereiken. De stad ligt immers in the middle of nowhere en de huizen staan er gerangschikt in het dambordpatroon dat bijna elke Bolviaanse provinciestad typeert. Alles lijkt er rustig zijn gang te gaan en het is de normaalste zaak van de wereld wanneer er weer een lading toeristen wordt gedropt om de Salar (dé zoutvlakte) te bezoeken. Onze zoektocht naar een degelijk agentschap dat een driedaagse rondrit aanbood op de Salar nam toch wel enkele uren in beslag. Reisgidsen waarschuwen je langs alle kanten dat je moet oppassen omdat vele operators geen deftige toer aanbieden (zatte chauffeurs of gammele jeeps bvb.) Uiteindelijk hadden we een naar onze normen goed agentschap te pakken en ook deze keer wisten we de prijs stevig te drukken! (We moeten er wel bij zeggen dat deze onderhandelingstechniek niet altijd dezelfde uitkomst heeft. In ons hostel waar we aanvankelijk zouden blijven slapen hadden we een prijs overééngekomen met de concierge (zeg maar kuisvrouw) maar wanneer we 's avonds terugkwamen, gaf de baas van het spel ons duidelijk te kennen dat hij niets van onze prijs moest weten. Na flink wat gezever zijn we het dan maar afgestapt.)

In onze groep zaten een Belgisch koppel van onze leeftijd en een Duits paar van iets veel ouder (maar toch nog steeds net dat jonger dan onze ouders). Kortom: een leuke bende om de trip mee aan te vangen. Wij zouden op de derde dag afgezet worden aan de Chileense grens om vandaar naar San Pedro de Atacama te reizen. De rest van de groep reed terug naar Uyuni. De tocht zelf over de zoutvlakte, het desolate maanlandschap, de winderige woestijn en langs schitterende lagunes was adembenemend. Het is niet voor te stellen wat voor een natuurpracht we hier mochten aanschouwen. (De foto's spreken misschien voor zich) Voor dat we het wisten zat het er al weer op en zaten we al in het voor ons vierde land in Latijns-Amerika, namelijk Chili.

Doordat Chili niet meteen bekend staat als het goedkoopste land van Zuid-Amerika en ze zeker in een toeristische stad als San Pedro de Atacama alles stevig doorprijzen, zochten we naar goedkopere alternatieven. Een eerste oplossing om te besparen, was door bij de sympathieke Columbiaan Vlass te couchsurfen. Buiten een slaapplaats aan te bieden, bleek hij ook een goede kok te zijn (lekkere arepas). Het aanvankelijke plan was om maar een nacht te couchsurfen, maar doordat onze tweede budgetbesparende maatregel om van San Pedro in Chili naar Salta in Argentinië te liften niet echt gelukt was, waren we genoodzaakt nogmaals een beroep te doen op de vloer van Vlass.

Deze extra dag gaf ons de kans om te genieten van een extra dagje opgeklopt westers toerisme. Met een slepende mountainbike en tegen de wind in bezochten we de Valle de la Luna, wereldwijd bekend vanwege de schone zonsondergang. Ofwel hadden we zodanig malchance, ofwel trekt het echt op niets, maar de zonsondergang kon ons echt niet bekoren. De volgende dag waren we maar al te blij dat we met de bus naar Salta konden vertrekken. De bijna tien uur durende busreis bracht ons over prachtige bergpassen en eenmaal we echt de grens met Argentinië over waren, werd het landschap nog puurder (en na de tocht door de Salar waren we al adembenememde landschappen gewoon). Eenmaal in Salta hebben we de stad op ons laten afkomen in al zijn aspecten. De stad is iets groter dan de wereldstad Antwerpen, dus je kan begrijpen dat er vele aspecten op ons zijn afgekomen... Een eerste is het vlees. De reisgids had ons al gewaarschuwd, maar toen we een biefstukje gingen eten, waren we echt oprecht verbaasd toen we elks een dikke lap van zo'n 700 gram voorgeschoteld kregen. Het vlees had het voorrecht om alleen op een bord te liggen, want voor garnituren zoals frietjes of salade moet je hier bij betalen. Een lekkere vino tinto spoelde evenwel het vele maar zeer fijne vlees vlot door! Een ander leuk aspect aan Salta is dat het gelegen is in een bergkom. Wat wil zeggen, dat vanaf je een van de omliggende bergen beklimt, je een prachtige vergezicht hebt over de stad en als je echt een mooie zonsondergang wil zien, kom dan liever naar Salta dan naar San Pedro de Atacama.

Groetjes vanuit Argentinië,

The Backpackers

Peru: een land met taxichauffeurs, straatventers en terugvluchten (en ook nog wat cultuur)

Bij aankomst in Lima wisten we al dat de taxichauffeurs in Peru niet onze beste vrienden zouden worden. Niet alleen rijden ze hier levensgevaarlijk, ze doen ook vrij lastig in het aannemen van vals geld, oude dollarbiljetten en dollarmunten tout cours. Ook over het onderhandelen van de prijs (een techniek die we nochtans verfijnd hebben in Ecuador) willen ze niets van weten. De beschrijving van Lima in de meeste reisgidsen ligt bovendien volledig in lijn met onze ervaring, na een halve dag heb je de oude koloniale binnenstad wel gezien en dan moet je maken dat je wegkomt. Het is zelfs zo erg dat het hostel waar we logeerden ons een kaartje mee gaf met daarop de plaatsen gemarkeerd waar je als toerist best NIET komt.

De stadsvlucht vanuit Lima heeft ons naar Paracas gebracht, waar buiten de Islas Ballestas geen bal te zien is. Zelfs hier kom je best vanaf 15u niet buiten want dan steekt er gewoonlijk een zandstorm (=Paracas in Quechua) op. Deze archipel wordt bovendien door Peruvianen met grootheidswaanzin ten onrechte de Galapagoseilanden van Peru genoemd en de petroglief (van Ica-oorsprong) kent zijn gelijke niet aan de Nascalijnen. Het dorp Paracas daarentegen herbergt wel een flink aantal leuke en lekkere visrestaurantjes, die door drie Belgen gretig aangedaan werden (de maaltijden al dan niet in combinatie met plaatselijke wijn of bier).

De Ica-cultuur aan de kust bracht ons naar de Nascas in het binnenland. Jullie lezers beginnen hopelijk nog niet af te haken omdat er nog met geen woord gerept is over de Incas, maar deze beschaving heeft het nog geen honderd jaar uitgehouden, en Peru (en ook de omringende landen) is veel meer dan enkel de Incageschiedenis. De Nascas waren een verbluffend volk, ze zijn zelfs de Romeinen van Latijns-Amerika te noemen! Naast hun bekende tekeningen in de steenwoestijn, waren ze ook ingenieurs die ondergrondse aquaducten aanlegden. Het moet wel gezegd worden dat de tekeningen nu spectaculairder ogen, zeker als niet iedereen het droog kan houden in het vliegtuig om ze te bekijken.

Na deze ontnuchterende ervaring was het tijd om naar de oude Incahoofdstad en backpackersparadijs Cusco te trekken. Vanaf we voor het eerst voet gezet hadden op Peruviaanse bodem, waren we al verschoten van de opdringerigheid van de Peruviaanse straatventers, maar Cusco was nog een graad erger! Nadat er ons massages, postkaartjes, maaltijden, artisanale werkjes (tot ons groot jolijt door Spaanssprekenden in het Engels uitgesproken als handy craps) en schilderwerken aan de man werden gepraat, volgde er meestal nog een hele resem handelswaar van het alternatieve en grijzere circuit. Hoeveel een erotische massage of cocaine kost, weten we uiteraard niet, maar het heeft vaak hilarische taferelen opgeleverd. Hoewel de oude binnenstad van Cusco gebouwd werd op de fundamenten van de Incabouwwerken, waren we toch het meest benieuwd naar de stad die de Spanjaarden nooit ontdekt hadden: Machu Picchu. Om er te geraken moesten we ons zelf eerst beproeven met een vierdaagse trektocht door de Andes. De eerste drie dagen van de zogenaamde Salkantaytrail hebben we 68 km gewandeld en een pas van 4600m hoogte moeten overschrijden. Na twee koude nachten werden wij en vooral onze spieren de derde namiddag beloond met enkele uurtjes relaxeren in de warmwaterbronnen van Santa Teresa. De volgende dag was de dag van de mytische omstandigheden. De doorzetters onder ons, konden door de Putukusi (the Happy Mountain) te overwinnen, Machu Picchu al van de overkant waarnemen. Een fikse regenbui, gladde ladders en mist maakten het enkel maar spectaculairder. Op de top van de Putukusi werden we voor onze moeite beloond met tussen de wolken en mist heen enkele glimpen van Machu Picchu te kunnen zien. Aangezien het deze periode normaal gezien maar eenmaal per maand regent, waren we de volgende dag al verzekert van een zonnige dag. Om 6 uur 's ochtends stonden we al aan de ingang van Machu Picchu aan te schuiven om bij de eerste 400 bezoekers te zijn die de Wayna Picchu mogen beklimmen. Deze berg geeft de oude Incastad immers het uitzicht dat het verdient.

Na Cusco en enkele uitstappen (de één al toeristischer dan de andere) naar inca- en tiwanakuruïnes, was het tijd voor Arequipa. Hoewel we niet meer dan 24 uur in deze stad hebben verbleven, heeft Arequipa en voornamelijk het Convento Santa Catalina een diepe indruk op ons achtergelaten. Het Convento is een klooster dat het best te beschrijven valt als een omwalde Zuid-Spaanse stad (inclusief de straatnamen). De reden waarom we maar kort in Arequipa konden blijven, was dat Stephan enerzijds normaal gezien op 17 september in La Paz moest zijn om terug naar België te vliegen en anderzijds dat we zijn tijd zo optimaal mogelijk wilden benutten; dit door alweer een trektocht te doen. De tocht bracht ons naar de Colca Cañon (volgens de boekskes de diepste canyon ter wereld), waar we buiten Condors konden waarnemen, ook nog duchtig hebben gestapt. Onze spieren werden ook ditmaal beloond met een bezoek aan een warmwaterbron. Zei het dat het ons voornamelijk te doen was om de befaamde Colca Sour. Deze variant op de Pisco Sour had onze gids ons als eerder beloofd, maar was toen niet meer in voorraad. Ondanks dat Pisco (een stad vlakbij Paracas die plat gebeefd is) de stad van de Pisco Sours is, hebben we dit wonderdrankje voornamelijk in Puno laten welvallen. Buiten deze gratis drankjes, is een uitstap naar Taquile ook een reden om naar deze stad aan het Titicacameer af te zakken. Dit pittoreske eiland is door Unesco uitgeroepen tot werelderfgoed (omdat de mannen er zo goed kunnen naaien...), maar kon door ons pas aangedaan worden na de verplichte stop op een van de Islas Flottantes. Deze door de Aymari zelfgemaakte eilanden werden vooral gesmaakt door een bende Japanners die hun pret niet opkonden toen ze met een rietenbootje mochten varen. Het bezoek aan de Westelijke kant van het Titicacameer betekende ook het einde van onze trip in Peru. Het politiek onrustige Bolivia lag aan de andere kant ons op te wachten.

En de onrusten bleken al gauw enkele nefaste gevolgen te hebben. De obligate paperaserij aan de grens ging nog vrij vlot, maar toen Stephan zijn vlucht wilde bevestigen in Copacabana, (en neen, we hebben het hier niet over het feloverroepen strand in Rio De Janeiro, maar wel degelijk over de artificiele Bolviaanse stad aan het Titicacameer) werd hem gemeld dat American Airlines vanwege de politieke onrust in Bolivia voorlopig tot 23 september alle vluchten vanuit La Paz geschrapt heeft. Op zich is dit geen probleem, want zo konden de drie vrienden nog langer samen reizen, ware het niet dat Stephan weer moest beginnen werken en belangrijker, op 20 september zijn trein naar Eline moest nemen. Na wat sleutelen zijn we toch tot een oplossing gekomen en kon Stephan vanuit Lima weer naar huis. De resterende backpackers stellen het intussen zeer goed in Bolivia, en wachten vol ongeduld op meer reacties op onze verhalen en foto's

Wink

Heel veel groeten,

Jan en Jeroen

PS: de site heeft tegenwoordig ook een eigen e-mailadres: thebackpackers.be@gmail.com. Bovendien worden er vanaf nu ook enkele statistiekjes online bijgehouden (terug te vinden onder 'profiel').

Alrededor Riobamba: Chimborazo y Pulinguí

Nu we een maand onderweg zijn, wordt het stilaan tijd om Ecuador achter ons te laten en zuidwaarts te trekken. Vier weken lang hebben we in het hooggebergte rond Riobamba aan twee vrijwilligersprojecten meegewerkt: UCASAJ en Razu Ñan.

Voor UCASAJ werkten we vanuit San Juan en verbleven we in het vakantiedorpje Chimborazo (zoals de gelijknamige vulkaan), naast twee symphatieke Françaises die ons ter tijd en stond in de watten hebben gelegd met warme thee (met zelfgeplukte kruiden) en andere lekkernijen

Wink
. Don Pascualito - ons plaatselijke gids - gaf ons de opdracht om lessen Engels en boekhouden te organiseren. De ene les had al wat meer succes dan de andere, of dit aan de lesgevers lag of aan de Zuid-Amerikaanse manier van laattijdig communiceren, laten we in het midden. Maar, het moet wel gezegd worden: terwijl Jan en Stephan zich voornamelijk met dekinderen bezig hielden, ontpopte Jeroen zich als de charmante en succesvolle leerkracht Engels (dit was toch aan de reacties van zijn leerlingen af te leiden). Na een heuse 'noche cultural' namen we afscheid van de mensen in UCASAJ en reisden we door naar Razu Ñan.

Het volgende project (dat zoveel betekend als ijsweg in het Kichwa), kondigde zich aan als een koude bedoening. Het dorp Pulinguí ligt immers aan de voet van de Chimborazo. Achteraf bekeken viel het best mee; we hebben zelfs 3 zonnige dagen gehad. Het landschap was wel helemaal verschillend. In vergelijking met het dorp Chimborazo is Pulinguí een dor plateau dat het verlaten landschap rond de vulkaan Chimborazo inluidt. De eerste drie dagen hebben we mee op het veld gewerkt (toch wel even aanpassen voorenkele stadsjongens onder ons)en werden we de hele dag door een familie verzorgd. De vierde dag werkten we in het Parque Central: het gemeentelijk park, waarover aanvankelijk veel ophef werd gemaakt, maar bij aankomst eigenlijk niet meer voorstelde dan wat dorre struiken met prikkeldraad rond. De dagen erna hadden er van ontspanning en lesgeven moeten worden, maar door een voedselvergiftiging lagen wij (Jan en Jeroen) enkele dagen helemaal plat. In de mate van het mogelijke hebben we de dagen erna nog lesgegeven (economie, boekhouden en Engels). De volhouders (wij)werden uiteindelijk beloond met een indrukwekkende tocht naar de 'Hieleros del Chimborazo'. Een stevige wandeling die ons tot op een hoogte van iets meer dan 5000m heeft gebracht. Vroeger toen de mensen nog geen koelkast hadden, of geen geld hadden om een koelkast te kopen, waren er tientallen hieleros: moedige mannen die twee maal per week opdeze hoogteijs kapten om die vervolgens op de markt van Riobamba te verkopen. Helaas is dit een uitstervende soort en hebben wij de laatste (en zeventige-jarige) hielero aan de slag gezien. De tocht die de man onderneemt, heeft tegenwoordig enkel een toeristisch belang, want van de opbrengst moet hij het niet hebben (6 dollar per ezel volgestouwd met ijs).

Al bij al zijn het vier weken geweest die een onuitwisbare indruk op ons hebben gemaakt en zijn voorbijgevlogen, ondanks het feit dat het anders is uitgedraaid dan we voor ogen hadden. Hoewel het moeilijk werken was met deZuid-Amerikaanse mentaliteiten het soms meer frustrerend werkte dan het voldoening schonk, was het een unieke ervaring om bijna een volle maand te kunnen leven in dezware omstandigheden en in de machtige natuur die het decor vormen van het dagelijkse leven van de verschillende gemeenschappen in de Andes rond Riobamba. We hebben een belangrijke les geleerd; ontwikkelingssamenwerkinggaat over de wisselwerking vangeven en nemen. Jammer genoeg hebben we door omstandigheden nietmeer kunnen geven. De sjaal en het diploma hebben we echter met plezier in ontvangst genomen

Wink
.

In tussen zijn we weer in Quito, na een korte stop in Otavalo (waar we als volleerde toeristen hebben gekuierd op de alombekende artisanale markt). Morgen stappen we op het vliegtuig richting Lima, voor de volgende etappe van onze reis.

Groetjes,

Stephan, Jan en Jeroen

Quito - Riobamba

Met een bang hartje reisden we op donderdag ochtend af naar de luchthaven van Zaventem. Via Madrid moesten ze het vliegtuig op richting Quito; Stephan voor een avontuur van 2 maanden, Jan en Jeroen voor de ultieme belevenis van een volledig jaar.

Na een lange vlucht van meer dan 16 uur kwamen we aan in Quito, waar we door prof Benitez, een contact via Jeroen, en zijn zoon Ricardo opgewacht werden. Zij hebben ons naar ons hostal gebracht en zouden ons de volgende 2 dagen in Quito rondleiden. Het feit dat zowel prof Benitez, zijn vrouw en 2 zonen Ricardo en Fransisco vloeiend frans spreken, maakte het voor ons een pak makkelijker om aan de Spaanse taal aan te passen.

Vrijdag ochtend werden we dan door Ricardo en Fransisco opgewacht om heel de dag rond te lopen en te kuieren in Quito. Op zich is het fantastisch om zo rondgeleid te worden door locals die je vanalles kunnen laten zien waar je anders nooit komt. Na zondag zelf wat rondgewandeld te hebben en nog afscheid genomen te hebben van het gezin Benitez, vertrokken we in de namiddag richting Riobamba. Een reis per bus van z'n 5 uur op papier maar in praktijk deden we er 3 uur en half over. Waarmee we ineens kennis maakten met de bussen in Ecuador. Heel gammele voertuigen waar weinig gestructureerd mee gereisd wordt. Overal kan je op en af springen, worden er verkopers op de bus geladen die vanalles aan de man willen brengen en de rijstijl spreekt eveneens boekdelen. Geen spek voor de bek van mensen die snel schrik hebben in het verkeer.

Maandagochtend werden we verwacht bij Cordtuch, de organisatie die ons zou toewijzen aan 2 kleinere organisaties om ons project van 4 weken volbrengen. Na heel wat onduidelijkheden op zijn Zuid-Amerikaans werd alles dan toch geregeld en konden we tegen de avond vertrekken met de mensen van UCASAJ (Union de Cabildos de San Juan), een organisatie die 14 communidades vertegenwoordigt in de bergen rond de vulkaan Chimborazo.

Daar zitten we nu nog tot volgende week zaterdag (9 augustus) en houden we ons bezig met het geven van Engelse les, te voetballen met de kinderen en wat kennis te maken met de verschillende gemeenschappen. We logeren in een klein huisje dat gedeeld wordt met 2 Franse studentes die hier een landbouwproject doen. het is een leuke plek om te logeren, hoewel het hier steenkoud kan zijn - er geen verwarming is - en er nauwelijk warm water uit de kraan komt (als er al water uitkomt). Maar op zich deert ons dit niet, dit is het leven waar de mensen hier dagelijks mee geconfronteerd worden terwijl wij hier als het ware op kamp zijn.

Volgende week zaterdag vertrekken we naar Razu Ñan (Ijsweg), de andere organisatie waar we twee weken gaan werken. Het beloofd nog wat kouder te worden. Deze gemeenschappen leven nog verder op de flanken van de Chimborazo (ter info de top van de vulkaan ligt op 6300m) maar het belooft weer een fijne ervaring te worden!

tot binnenkort,

Stephan, Jeroen en Jan

Welkom op thebackpackers.be

Hallo en welkom op thebackpackers.be

Dé plaats om op de hoogte te blijven van alle avonturen en ervaringen tijdens deze reis. Vanaf nu zul je hier dan ook regelmatig nieuwe verhalen en foto's vinden, en via de kaart weet je altijd precies waar we ons bevinden en waar we zijn geweest! Meer informatie over onszelf en de reis die we gaan maken vind je in het profiel.

Wil je automatisch een mailtje ontvangen wanneer er een nieuw verhaal of een nieuwe fotoserie op deze site staat? Meld je dan aan voor mijn mailinglijst door je e-mail adres achter te laten in de rechter kolom.

We zien je graag terug opthebackpackers.been laat gerust af en toe eens een berichtje achter!

Leuk dat je met ons meereist!

Groetjes,

Jan, Jeroen en Stephan