Conti 4x4 Trophy - The Backpackers are back on track

'The Backpackers are back on track.' Via onze website www.thebackpackers.be lieten we onze vrienden en familie een jaar lang meegenieten van onze reis rond de wereld. Nu steunen ze ons voor onze kandidatuur voor de conti-trophy en duimen ze mee dat we, na onze inschrijving van vorig jaar, deze keer wel geselecteerd worden. Zodat we kennis kunnen maken met ons laatste CONTInent: Afrika


Wij, the Backpackers - Jan en Jeroen - stellen ons daarom graag kandidaat voor de Conti 4x4 Trophy 2011 en hieronder kan u lezen waarom wij ideale kandidaten zouden zijn:


- wij hebben een jaar lang in zeer diverse omstandigheden weten te overleven

- na een jaar zijn we nog niet uitgekeken op elkaar, dus vijf dagen met elkaar in een jeep zitten overleven we zeker ;-)

- wij trekken beide graag foto's en de foto's die we tijdens de raid trekken, staan tot jullie beschikking voor promotiemateriaal

- de off-roadervaring die we in Australië hebben opgedaan, willen we graag uitbreiden in o.a. de onmetelijke Sahara (we rijden beide graag met de wagen, leren snel, zijn avontuurlijk aangelegd en de woestijn spreekt ons ongelooflijk aan, ...)

- we scheppen graag een band met de plaatselijke cultuur en we voelen ons thuis op alle terreinen

- we zijn doorzetters. Na onze kandidatuur van vorig jaar, wagen we ook ditmaal onze kans en hopen we op meer succes.


Zoals u kan lezen, vormen The Backpackers hét perfecte team voor de off-road rally van Conti 4x4 Trophy 2011.

Eerste cruise met de Falcon

Van zodra we onze appelblauwzeegroene Ford Falcon ter beschikking hadden, verlieten we Melbourne en reden richting Geelong. Het doet er niets toe, maar Jeroen spreekt het uit als sjelongeskes, omdat hij dat grappig klinken vindt. Ja... over humor is niet iedereen het steeds eens. Omdat het al donker was, waren we genoodzaakt langs de kant van de weg te kamperen en sliepen we voor het eerst in onze stationwagon. Het was even aanpassen maar we hebben al slechter geslapen (remember Nieuw-Zeeland met ene zekere H.B uit B in B). De volgende ochtend deden we de nodige inkopen ter bevordering van ons slaapcomfort en om de komende dagen niet uit te hongeren. Ten slotte passeerden we langs het visitors centre voor informatie over de Great Ocean Road zodat we niet verkeerd konden rijden. De weg volgt de kust, kliffen en verdwijnt soms het binnenland in. We hadden er voor geopteerd om geen passagiers mee te nemen, want we wilden eerst gewoon worden aan de wagen. Geen van de beide backpackers had ervaring met een automatic en het was wennen geblazen. Na een stevige klim en de daarop volgende steile afdaling begonnen onze remmen nogal verbrand te rieken. De handleiding bracht de uitkomst. In het vervolg moesten we ook stand 3,2 en 1 gebruiken. Rijden met een automatic is toch niet zo evident. :) We kampeerden op plaatsen waar het niet mocht, maar trokken het ons niet aan, zoals zovele backpackers.

Aan de Twaalf Apostelen brachten we ook de nacht door zodat we deze uit-stekende rotsformaties zowel bij zonsondergang, nacht en zonsopgang konden aanschouwen. 's Nachts dachten we gewekt te worden door een ranger, maar het bleek al snel een zatte Duitse te zijn die haar eigen campervan niet meer terugvond op de lege parking waar er maar vier voertuigen geparkeerd staan. En aangezien onze stationwagon zoveel gelijkt op een camionette is de verwarring uiteraard te begrijpen. Uiteindelijk wil immers iedereen met onze flashy car meerijden.

De volgende stop waren The Grampians. Het nationaal park is gewoon weg prachtig. Het was wel wat bizar om er door te rijden of te wandelen. Drie jaar geleden is het meeste afgebrand wat er voor zorgt dat alle bomen een zwarte bast hebben, maar toch nog groene bladeren kunnen produceren, wat soms een surrealistisch gevoel opleverde. Over bladeren gesproken; op een van de bush campings ontmoetten we een Australisch koppel uit Melbourne. De mannelijke wederhelft was niet alleen ornitoloog maar had ook een goed oog voor de plaatselijke kruiden. De sfeer aan het kampvuur was dan ook bijzonder. Zeker wanneer drie Duitse vrouwen ons later ook vervoegden. Wanneer ze 's morgens achteruit wegreden, knalden ze tegen een boom. Hilariteit alom, maar de boom trok aan het langste eind. The Backpackers reden zelf verder om het park te verkennen en zagen de geblutste camionette nog geregeld rondtuffen. In Hall's Gap kwamen we ook nog de Belgische kampioen wielrennen tegen. Bij navraag van wie het tricolore-shirt was, kregen we als antwoord: Vainsteins. Blijkbaar was onze vriend aan het kampvuur niet de enige die de locale kruiden wist te appreciëren. We probeerden daarna direct door te rijden naar Adelaide maar het bleek wat te ver om in 1 keer te doen. Onze Falcon werd alweer omgetoverd tot een slaapkamer op wielen.

Adelaide is de stad waar we duidelijk ondervonden dat er 1,5 miljoen jonge Duitsers in Australia aan het rondreizen zijn. In de stad is er buiten een gratis chocolade tour (die we gretig tweemaal meepikten) niet veel te zien. Het kwam er op neer medereizigers te vinden voor onze volgende trips. Op onze advertenties kwam er bijzonder veel reactie en na de aankoop van een mobieltje waren we helemaal mee en vooral bereikbaar voor diegene die met ons wilden reizen.

Voor ons bezoek aan Kangaroo Island vonden we een Duitser (Frederik) als reispartner en een Taiwanees (Nelson) als rijstpartner. Maar alle gekheid op een stokje, als avondmaal aten we telkens pasta met bestek. Het waren twee sympathieke mannen en de drie dagen vlogen voorbij. We hebben elk hoekje van het eiland (met een oppervlakte die ongeveer een derde van België beslaat) gezien en genoten van het wildlife. We zagen wilde Koalas en het woord 'wild' kan je gerust enkel interpreten als 'leven in het wild', want specatulairder dan bijna uit een boom vallen doen die stonede beesten niet. Uiteraard zagen we veel rondhuppende kangaroos en walibis die vooral 's nachts op de machtige lichten van de Ford Falcon afkwamen. Gelukkig kunnen we meedelen dat de statistiek 'beesten aangereden' nog niet kan aangevuld worden met zoogdieren. Eenmaal terug in Adelaide werd Frederik onze partner in crime om het plaatselijke nachtleven af te schuimen. Het kwam er op neer dat twee Belgen op stap gingen met een horde Duitsers.

Het kan dan ook geen toeval zijn dat we voor onze trip naar Alice Springs twee Duitsers bereid vonden mee te rijden. Maar dat is stof voor een volgend reisverhaal.

Australië... Sydney versus Melbourne oftewel een verhaal over operahuizen en een groeiende gokverslaving

Australië wordt het land van de kangoeroes genoemd, alhoewel Jeroen hier aan twijfelt. We zijn nu al drie weken hier en we hebben nog altijd geen enkel van die rondspringende beesten gezien. Dit heeft dan ook zijn reden. Eerst en vooral moest er voor een auto gezorgd worden waar we mee dit enorme land zouden verkennen. Ten tweede zijn de steden Sydney en Melbourne het meer dan bezoeken waard en daar trek je best wat tijd voor uit en daarbij kangoeroes vertonen zich niet gemakkelijk in metropolen. Want laten we eerlijk zien, wie heeft er ooit een kangoeroe zien huppelen op de Groenpleuts, de Meir. . de Keyserlei?


In de late namiddag kwamen we aan in Sydney met een Qantasvlucht, waar de stewardessen de pensioengerechtigde leeftijd bezaten maar wel zeer behulpzaam waren (kortom het leek vaak op een koffieklets). Vlak voor de landing vlogen we nog tweemaal over de stad, zodat we al een eerste maal van de grootsheid van Sydney konden genieten. Eenmaal op de vaste grond, trokken we direct de stad in. Sydney is gekend om zijn skyline met het wereldbekende operagebouw en de ijzeren harbourbridge. En 's avonds waren deze bouwwerken met alle lichtjes nog imposanter dan overdag. De volgende dagen konden bij kennissen van Jeroen's 'schoonbroer' in Maroubra, iets buiten Syndey, logeren. Maroubra is één en al surf minded. Veel overtuiging had Jeroen niet nodig toen zijn gastheer Michael zijn bodyboard ter beschikking stelde. Eigenlijk zaten we drie dagen op hotel. Onze was en onze plas werden voor ons gedaan, terwijl wij rustig konden beachvolleyballen, de hipster uithangen in Bondi, bodyboarden met de 'bra-boys' en relaxen op het strand. Ons bezoek werd afgerond met een typische 'Aussie barbie'.

Dennis en Kathi zijn echte Duitsers. Als je denkt er vanaf te zijn, komen ze steeds terug naar je toe. Maar, bij hun hebben we er geen problemen mee. In Sydney zagen we kort onze Duitse vrienden weer en deze keer hadden ze een vriendin bij. Na gezellig te hebben bijgepraat, was het voor ons tijd om verder te trekken. We busten richting Melbourne om de eigenlijke zoektocht naar een wagen te starten.

Melbourne was een beetje thuiskomen voor Jan. En het moet gezegd worden, de stad heeft nog niets van zijn charmes verloren. Het is er gewoon aangenaam rond te lopen en het heeft gewoon alles. Bij aankomst werd er direct naar een hostel gezocht. In Greenhouse Backpackers boekten we eerst een nacht maar algauw werd dit verlengd tot een week. Op onze kamer van 6 sliep ene Canadees die 's nachts in een stripclub werkte; een Canadeese van Winnipeg die zich zat te vervelen want haar vriendin zou pas een maand later aankomen (maar met haar hebben we een stapke in de wereld gezet zodat ze niet altijd moest zoeken naar een date met de eerste de beste die ze op straat tegenkwam); en last but nog least twee Zweedsen! Direct werd de mythe doorprikt. Blonde Zweedsen spelen geen volleybal maar doen aan gymnastiek zoals zij. Swat buiten dat ze allebei rare geluiden produceerden tijdens de nacht - de ene leek een eend na te bootsen en te andere kreunde er vaak op los - hebben we er verder niet meer mee opgetrokken. Eigenlijk waren we maar op een ding gefocust en dat was het kopen van een auto. Per slot van rekening moet onze trip verder gezet worden. De eerste dag kochten we dan ook een een weekabonnement voor het openbaar vervoer en daarmee konden we staan en gaan waar we wilden. Tal van buitenwijken werden bezocht en uiteindelijk vonden we wat we wilden in Kananook (oftewel kenenanouk). Veel cardealers zien er vaak loesj uit en gebruiken typische verkoperstaal en dit was ook het geval bij de laatste waar we uiteindelijk onze auto kochten. Stel u zich David Brent voor van 'the office', ... wel het was er precies een kopie van. Alleen was er deze keer geen plaatsvervangende schaamte. Met smoothtalk, wat gepraat over koetjes en kalfjes of en toe eens het rekenmachientje bovenhalen en wat met cijfers goochelen, kwamen we tot een prijs. Iets boven het budget dat we voor ogen hadden. Vijf werkdagen werden ons meegedeeld vooraleer we de auto konden ophalen. Het was vanaf dan wachten en dus tijd om de stad te verkennen. St. Kilda beach, de Victoria Harbour, de Yarra-rivier, North Melbourne, Brunswickstreet, de typische laneways, noem het op we hadden het allemaal gezien. Ondertussen werd ook nog de finale van de Australische voetbalcompetitie tussen Melbourne en Adelaide gezien. Een bedroevend spektakel. Het leek nochtans goed te beginnen. Na 5 minuten kreeg een speler van Adelaide al een rode kaart, maar een herhaling van het jaar voordien kregen we niet. Toen won Melbourne met 6-0 terwijl het nu op een troosteloze 1-0 overwinning voor de thuisploeg eindigde. Voor een echt spektakel moesten we bij de mannen van Coldplay zijn. In de Rod Laver Arena (jawel waar Roger dit jaar heeft liggen bleiten na de verloren tennisfinale) werden we getrakteerd op medleys, pompende beats, akoestische nummers, gnossiennes en klassiekers van hun albums. Het was gewoon af. En ja Stephan daar zijn wij nu helemaal voor naar Australia afgezakt. De Chris zei het zelf dat dit den beste show was en de setlist was anders dan in Antwerpen!

Met een spetterend vuurwerk en een airshow werden we uitgewaaid door duizenden dolenthousiaste Melburnians en - wie weet - ook enkele vrouwelijke fans. Maar vooraleer we vertrokken doken we nog even een van de grootste casino's in the southern hemisphere in, met succes. Binnen de 10 minuten vertienvoudigden we maar eventjes onze inzet op de roulette. Achja het is gewoon een kwestie van het systeem door te hebben en vooral op tijd te stoppen. Iedereen duimt nu voor ons dat we gespaard blijven van mechanische pech onderweg en hoopt dat we niet met een gokverslaving zitten.

Groetjes van Jan en Jeroen

PS: de actie het postkaartje van de week loopt nog steeds

Het Nieuw-Zeeland dat Harold niet zag

Jammer voor vriend Harold, maar na Queenstown kwamen de natuurpareltjes er in een rollercoaster aan: de weg naar Milford Sound, deze beroemde fjord zelf, de weg terug, kamperen aan Lake Monowai en Lake Gunn, the Catlins, the Otago Peninsula en the Moeraki Boulders. En dit op minder dan een week tijd, jawaddemedatjes! Enkel Invercargill vormde een schril contrast met de natuurpracht ten noorden, oosten en westen van dit industriele stadje. Een bezoek aan de lokale brouwerij en aan het stadsmuseum maakte evenwel veel goed. Het museum deed onze interesse wekken in de antarctische eilanden ten zuiden van Nieuw-Zeeland, maar na de prijzen gezien te hebben, was de interesse al veel minder. Om de bovenstaande bezienswaardigheden niet te oneren door ze enkel op te sommen, is wat duiding misschien niet geheel nutteloos.

Milford Sound is eigenlijk een fjord een geen 'sound' (een 'sound' is de Engelse benaming voor een raveinachtige riviermonding), maar aangezien Milford Fiord of gewoonweg Milfiord belachelijk klonk, heeft James Cook het gewoon Milford Sound genoemd. Een andere theorie is dat de ontdekkingsreizigers misschien - net zoals ons - geen flauw benul hadden van geologie. Om een lange uitleg kort te maken: het was er prachtig: bootje varen, watervalleke passeren, zeehonden zien, dolfijnen spotten, adembenemende berglandschappen, ... The Catlins - de regio ten Zuiden van Nieuw-Zeeland - werden het verlengstuk van het 'wildlife' dat we al in Milford Sound gezien hadden met de kliffen die de zee aflijnden als dramatische setting. De zeldzame 'yellow-eyed'pinguins werden door ons - de amateur ornitologen gespot, alsook de Hooker zeeleeuw. Het summum was wellicht het moment toen de uiterst zeldzame Hector dolfijnen (bovendien de kleinste dolfijnensoort op aarde) die nieuwsgierig als The Backpackers ook een kijkje kwamen nemen bij de Moeraki Boulders. Deze boulders zijn een vreemd fenomeen. Het zijn bijna perfecte bollen, die ooit in zandsteen verstopt zaten, maar door de eroderende kracht van de zee vrijgemaakt werden en nu rustig op het strand liggen te wachten op hun eigen erosie.

Toen we in de Patagonische steppen meerdere malen tevergeefs gewacht hadden op een lift, zwoeren Jan en Jeroen de dure eed dat ze - zodra ze een wagen hadden - elke lifter zouden meenemen op hun weg. De omstandigheden waren er niet altijd naar, maar op weg naar Mt Cook stopten we voor een Schot. Niet alleen met zijn sappig Schots accent, maar ook met zijn spontane zangintermesso's kleurde hij de rit van Moeraki langs enkele Maori-tekeningen tot aan onze kampplaats. Van hem leerden we hoe we Dunedin correct in het Schots moesten uitspreken en kwamen we te weten dat je op het juiste moment in een welbepaalde whisky-bar (meer dan 100 verschillende soorten single malts) moest zijn. Hij had twee keer voor een gesloten deur gestaan. De kampplaats is voor zijn schoonheid niet een vermelding waard, maar... toen we de volgende ochtend vroeg wilden vertrekken richting Aoraki (de Maori-naam voor Mt Cook), weigerde onze 'van' te starten. Na een kleine en korte diagnose van de automechaniekers ter plaatse (wij dus) bleek de batterij leeg te zijn. Gelukkig dat Dennis en Kathi met ons meereisden en dat ze bovendien ook nog eens startkabels hadden, zodat we met enige vertraging toch richting Mt Cook konden trekken. Aan de hoeveelheid auto's op de parking was meteen duidelijk dat Aoraki één van de toeristische trekpleisters van Nieuw-Zeeland is. Het grauwe weer maakte van de al op zich al grauwe omgeving er een nog triestigere bedoening van, zodat Mt Cook niet volledig tot zijn recht kwam. Na een wandeling van 2 uur, besloten we nog naar de Tasmangletsjer om de hoek te rijden. De gletsjer ziet er groter uit dan hij is (toch wel 27km lang) en dat kan niet gezegd worden van onze campervan. Jeroen schatte het buske niet zo groot in en bij het casual achteruit parkeren zaten we pardoes tegen een jeep. Niets aan de hand zo bleek. Bumpers zijn nu eenmaal gemaakt waarvoor ze dienen. Onze korte wandeling daar heeft ons wel duidelijk laten inzien dat er iets mis is met deze aardkloot. De gletsjers brokkelen tegen een razend tempo af en de 'blue lakes' die er te zien waren, hadden een vies bruin-groen kleurtje. De idee om in Mount Cook village te kamperen werden snel opgeborgen. 's Avonds werden we aan Lake Tekapo wel gecompenseerd met de zoveelste tot de verbeelding sprekende zonsondergang van de reis.

Van Lake Tekapo reden we meteen door naar Banks Peninsula, een schiereiland in de omgeving van Christchurch en als je het Jeroen vraagt, een paradijs voor de amateurfietser. Prachtig glooiend terrein en zeer pittige klimmetjes. Helaas zonder fiets, maar met de 'van' was het ook plezant en soms ook best spannend. Onze wegenatlas gaf niet aan of de wegen geasfalteerd waren of niet, zodat we geregeld voor een verrassing stonden toen we een echte 'dirtroad' aantroffen. De laatste weg die we de eerste avond op Banks Peninsula namen, verschilde van andere gravelwegen door zijn beperkte breedte en zijn absurde stijgingspercentages. Eveneens niet echt iets om met de fiets te doen, dus lieten we deze maal het over-en ondersturen in de bochten na om onze 'van' enigszins veilig tot de kampspot van de avond te leiden. Waar er door kok Jan een verse zalmsteak tot een succulent avondmaal werd omgetoverd. De volgende ochtend trokken we - langs een geasfalteerde weg - tot aan de hoofdplaats Akaroa. De inwoners van het stadje zijn afstammelingen van Franse settlers en daar zijn ze blijkbaar vandaag de dag nog fier op. Hadden de Fransen hier eerder voet aan wal gezet dan was het zuideiland een Franse bedoening geweest. Helaas voor hen waren de Engelsen sneller. Veel viel er echter niet te beleven - tenzij je voor veel geld wil gaan zwemmen met de hectordolfijnen (en die hadden we al gezien aan de Moeraki boulders). Net voor we verder wilden rijden nam Jeroen een folderke aan. Iets wat we normaal niet doen. Een goede keuze achteraf. Op de brochure stond waar we gratis konden kamperen. Ergens afgelegen op een heuveltop met zicht op de verschillende baaien. De perfecte locatie en de zon deden ons lekkerluieren. Doordat onze trip met de campervan er zo goed als op zat, was het dan ook optimaal genieten van de laatste momenten. De volgende dag vertrokken we dan ook pas laat naar Christchurch waar we stiekem de allerlaatste nacht doorbrachten op een parking aan een cricketveld. 's Anderdaags werd het busje binnengebracht. We dachten slim te zijn door het busje op te rijden tot de laatste druppel benzine. Jammer dat we niet goed hadden gelezen dat we het moesten terugbrengen zoals we het hadden gekregen: 1/4 vol en moesten we toch nog even omrijden om er enkele liters in te gieten.

In Christchurch bleven we enkele dagen plakken en namen we na zes weken samen te hebben gereisd afscheid van de Duitse vrienden. Vanuit Christchurch busten we terug richting Dunedin waar we het relaxen verder zetten. Het hostel waar we verbleven verleende zich daar uitstekend toe en eindelijk, na alle filmverwijzingen op verscheidene locaties in Nieuw-Zeeland naar de Lord of the Rings trilogie, konden we niet anders dan deze films eens zien. Voor zij die de films nooit zagen of de boeken niet gelezen hebben, het loopt goed af. Wat niet kan gezegd worden van de film Sleeping Dogs. De hoofdacteur sterft! In Dunedin probeerden we ook onze brouwerijtournee verder te zetten. Helaas was maar één van de drie geplande brouwerijen open, wat achter gezien misschien niet zo slecht was, aangezien we toen nog een busrit naar Queenstown van meer dan vijf uur voor de boeg hadden en de proeverijen in de eerste brouwerij al vrij uitgebreid waren. Eenmaal in Queenstown konden we er weer niet snel genoeg weg zijn vanwege te toeristisch, te veel zatte apen of het 'been there done that'-gevoel. Het alternatief was bovendien veel beter. Twee dagen adembenemende natuur, van in het 'beechforest' tot in alpine gebied. Een tramp (een tramp is een typisch Nieuw-Zeelands woord voor een trektocht. Het betekent zoveel als een vagebond, dus je kan gerust stellen dat we twee dagen hebben liggen vagebonden) die ook een Great Walk is. In feite niets minder dan de verbluffende Routeburn Track. Het enigste probleem was het vervoer. In vogelvlucht ligt het beginpunt, 'the divide' niet zo heel ver van Queenstown, maar doordat er een gebergte tussen beide punten ligt, is elke wandelaar verplicht een ommetje van zo'n 250km te maken. Uiteraard zijn er touroperators die ons voor belachelijk veel geld naar de start van de Routeburn wilden brengen, maar wij verkozen om - na onze tevergeefse pogingen in Patagonia en de successen in de Pacific - naar het beginpunt te liften. En we hebben zelfs niet heel erg lang moeten wachten. Na een korte lift die ons op de goede weg zette, hadden we meteen een rechtstreekse lift beet. Jeroen was maar net op tijd klaar met een bordje te maken met de eindbestemming of er stopte al een campervan. Drie Fransen waren zo sympathiek om ons mee te nemen in hun nieuw buske. En met nieuw bedoelen we dat ze het net een week hadden, want het ding had minstens al twee- of drieentwintig jaar rijervaring. Bovendien lagen er vanachter matrassen, zodat we al luierend naar het beginpunt van onze wandeling werden geloodst. Alles ging goed... tot dat hun nieuwe aankoop 400m voor the divide met een knal en wat rook het begaf.Harold de hulpmechanieker was helaas voor de Fransen al enkele weken daarvoor terug naar Belgie afgezakt, dus stonden de Fransen in de middle of nowhere vast. Aangezien ze niet heel veel technische hulp van ons konden verwachten en de avond begon te vallen en we al iets van de 32km lange wandeling wilden afleggen, namen we met een onderdrukte glimlach afscheid van de Fransen. Een goede 3km verder zetten we onze tent - illegaal - op en kropen er vroeg in om de volgende dag optimaal van de resterende 29km te kunnen genieten. En zoals de fotoreeks het al aantoonde, genieten was het en zo sloten we ons bezoek aan Nieuw-Zeeland met een prachtige tweedaagse af. (Op de luchthaven van Queenstown werd Jeroen nog getest op explosieven (had dit misschien iets te maken met het buske van de Fransen?) maar voor de rest verliep de vlucht vlekkeloos. Dit geheel ter zijde)

We besluiten Nieuw-Zeeland als volgt:

- Volgens Engelsen is het Schotland met bergen en gletsjers, maar wij waren content dit met Duitsers te bezoeken. Vielen Dank.

Nieuw-Zeeland... en daar was Harold

Tijd voor een ander continent en het begin van ons tweede deel van de reis: Oceanië, met als eerste stop Auckland. Het was even aanpassen. Van het goede weer belandden we in een grauw en vooral nat Auckland. Ook de temperatuur was nu ook niet zomers te noemen. Neem daar nog bij dat het 24 december was en je kan je al inbeelden dat het bizar was om daar rond te lopen. Iedereen was duidelijk nog op zoek naar het perfecte kerstkado en de ideale wijn om te serveren bij het kerstdiner.

Auckland is de belangrijkste ‘hub' om je tocht te beginnen in Nieuw Zeeland. Vele blijven er dan ook niet lang omdat er eigenlijk niet veel te doen is of niet veel te zien is. Aan de hostels is het duidelijk te merken dat deze enkel dienen om de backpackers onderdak te bieden maar niet meer dan dat. Gezelligheid moet je er echt niet gaan zoeken. Elk hostel heeft hier een flatgebouw opgekocht en via liften en branddeuren kom je in je kamer. We lieten het niet aan ons hart komen en op kerstdag dwaalden we rond in de ‘verlaten' stad. We bezochten de Skytower. De hoogste toren van het Zuidelijk halfrond. Vanaf 220m hoog heb je een geweldig zicht over de stad, die enorm uitgestrekt is. Slechts 1.4 miljoen mensen wonen er op een oppervlakte tweemaal zo groot als Londen. De Aucklanders hebben dus plek genoeg, maar blijkbaar kunnen ze de drukte niet aan. Niet te begrijpen eigenlijk en ook geen wonder dat ze door de andere Kiwi's bestempeld worden als JAFA's (just another fuckin' Aucklander). Yeaaaaaaah! Ze ontvluchten tijdens de vakanties en verlengde weekends dan ook massaal naar Coromandel regio, waar ze dan lekker gezellig dik bij elkaar op het strand zitten. Nu moest het toch wel lukken zeker dat wij er dat weekend ook waren!

Het was voor ons wachten op Dennis und Kathi. We hadden afgesproken elkaar terug te zien in Auckland. En zo gebeurde. Direct werden er plannen gesmeerd om het nieuwe jaar feestig in te luiden. Ergens aan de andere kant van Nieuw Zeeland, namelijk in Gisborne, was er een muziekfestival en daar zouden we henne gaan. Zo gezegd zo gedaan. Met het busje dat de Duitsers hadden gehuurd reden we naar het Oosten. Wij zelf wisten nog niet goed hoe we Nieuw Zeeland zouden doorkruisen, maar bij aankomst bleek dat we best ook een busje zouden huren of kopen. Dit was geen evidentie vermits het hoogseizoen is en bijna alles al verhuurd was. Toch hadden we geluk en konden we er zelf een huren vanaf 5 januari. (vriend Harold zou aankomen in Auckland op 3 januari) Met het ZZtopbusje van 'den Duits' bereikten we Gisborne op 28 januari. Onderweg hebben we een keer gekampeerd en maakten we tijdens de nacht kennis met de Nieuw-Zeelandse rijstijl. De Kiwi's en auto's, dat gaat echt niet samen. Ze rijden onverantwoord en vooral dronken. Om de 100m staat er langs de kant van de weg wel een bord met daarop 'drunk or drive? You decide'. Ook elke dag komen we wel auto's tegen die in de gracht zijn gereden of zelfs gecrasht. Het was dan ook even schrikken toen we de eerste nacht gewekt werden door een crash ten einde de straat (zo'n 100 van onze tent). We dachten een rustig plekje te hebben gevonden nabij het strand, totdat een dronken chauffeur er niets beter op vond dan rechtdoor te rijden in een bocht. Weg was de nachtrust.

Na enkele dagen relaxen op het festival, werd het nieuwe jaar ingeluid met vette beats die Carl Cox uit samplers en draaitafels toverde, terwijl vuurpijlen de hemel kleurden. Dat het festival zich in een decor van wijnranken afspeelde, zou het meteen populairder maken dan Rock Werchter, maar doordat de lokale wijn van het vorige jaar er werd geserveerd (enja, de toiletten waren de wijnranken), was het festival niet echt een overrompeling te noemen, laten we houden op een gezellige drukte. Via een omweg langs het Coromandel schiereiland (incluis overnachting bij de familie freak: lastige kinderen, moeders zonder tanden, possumpoten op een overjaarse Lada, swat... u kent het wel), reden we richting Auckland om de notoire Globetrotter - en tevens vriend van The Backpackers - Harold B uit B in B op te halen. Ongeschoren en behoorlijk onfris (wat wil je na een vlucht van drie dagen), troffen we hem in het hostel The Fat Camel aan. Direct werden er nieuwtjes uitgewisseld en verzochten we Harold vriendelijk de douche in te stappen zodat we Auckland konden intrekken.

Eenmaal we de campervan afgehaald hadden, konden we aan onze Tour of New-Zealand beginnen. In het begin was het best onwennig: voor de eerste keer in ons leven reden we links en werd er duchtig gelachen wanneer er afgeslagen moest worden en de ruitenwissers keer op keer werden verwisseld met de pinkers. Gewapend met 1 rough guide, drie lonely planets, ‘den Duits' zijn gids over Neuseeland en Harold zijn verfrissende reisinteresse (Harry had ons al op voorhand meegedeeld wat hij zeker wilde zien en doen: Maoricultuur, geisers, avontuur en een van The Great Walks. Met andere woorden de 4 trefwoorden van The Lonely Planet en zowat alles wat er in Nieuw-Zeeland te zien is), trokken we - samen met Dennis und Kathi - zonder echt plan naar Rotorua. De plaats heeft zijn kwalijke bijklank - of moeten we zeggen bijstank - niet gestolen: je riekt Rotorua inderdaad al van lang tevoren. Ondanks de onderaardse aromas die de neushaartjes deden trillen van misbehagen, heeft Rotorua toch 't een en 't ander te bieden: de brubbellende modderputten, de dampende meertjes, prachtige kampeerplaatsen (die - ver buiten de stad - ook nog geurloos waren) en met als ultieme climax de hoogspuitende geisers. Kwak daar nog wat Kiwi's (de vogels, niet de inwoners) en wat Maori-cultuur (met onder andere de alombekende Haka-dans) bij; en u begrijpt dat The Backpackers in 't algemeen en Harold in 't bijzonder best tevreden waren.

Dat Nieuw-Zeeland het land van Lord of the Rings is, was ons niet ontgaan (zelfs op de stratenplannen staan de filmlocaties - zeer origineel - met een gouden ringetje aangeduid), maar kon ons hoegenaamd niets schelen. De locatie die in de film moet doorgaan als Mount Doom - Tongariro National Park - was daarentegen wel van onze oprechte belangstelling verzekerd. En hoe meer we er nu over nadenken, hoe minder we het kunnen vatten. Laten we het houden op de volgende opsomming: vulkanen (3 stuks), een bergpas, een bergkom, turquoise bergmeertjes, rode bergkammen, een salami en een komkommer (de twee laatstgenoemde items waren een onderdeel van de ter plaatse bereide en tevens voortreffelijke lunch). Even tussendoor toch graag een applaus voor Harold. Op voorhand twijfelde hij of hij zulke stevige wandeling wel zou aankunnen. Maar dankzij doorzettingsvermogen, moed en durf en hulp van de meer ervaren en nog steeds zeer bescheiden Backpackers (we hebben al voor hetere vuren gestaan, zoals bijvoorbeeld de Huayna Potosi) bracht hij het er goed vanaf!

De volgende dag, na een rustpauze aan een verkwikkend bergriviertje bracht 'The Forgotten World Highway' ons niet enkel van het binnenland van het noordeiland via rustieke weggetjes en een onafhankelijke republiek (die van Whangamomona) naar New Plymouth aan de westkust, ze stuurde ons eveneens 50 jaar terug in de tijd, met de republiek als schoolvoorbeeld. En het leverde ons bovendien een stempel in ons paspoort op. In de 'pool'interland in de enige bar won België op sublieme wijze van Duitsland. De omgeving van New Plymouth werd ons nieuw onderkomen voor de volgende dagen doorsneetoerisme: enkele olifantvormige kliffen bezoeken, wat bier inslagen bij de lokale brouwer (ter verduidelijking voor Stephan, de brouwer heet Mike) en een bergje beklimmen. En met bergje willen we niet kleinerend doen, maar zeg nu zelf: met zijn 2510m is Mt Taranaki maar 20 Antwerpse kathedralen hoog, terwijl bepaalde bergen in Bolivia (pak nu bijvoorbeeld de Huayna Potosi nabij La Paz) het equivalent van bijna 50 van diezelfde kathedralen is. Dit gezegd zijnde, de klim naar de Mt Taranaki mag niet te licht genomen worden. Het blijft een stevige klim (het merendeel van de klim gaat gewoon recht omhoog op rottige kiezels en hier en daar een plakje ijs) en in de recente geschiedenis zijn er meer dan 60 mensen de berg niet meer levend afgekomen. De begrafenishumor van Harold buiten beschouwing gehouden, brachten The Backpackers het er goed vanaf! (Ook hier verdient Harry een applaus) Voor het eerst sinds we onze 'van' hadden, sliepen we in Wanganui in een hostel en de douche daar was meer dan welgekomen na de inspanningen.

Als er ooit een schaap regisseur wordt van horrorfilms, worden er zeker scenes opgenomen in de schaaprijke omgeving van Masterton. Bij ons verblijf op de villaboerderij - annex het Groothertogdom van Luxemburg - van de familie Percy werden we ondergedompeld in de sheepfarmingculture. Schapen zijn big business (uit te spreken op zijn Boma's) en dat was duidelijk te merken bij het scheren. Op een sneetje meer of minder werd niet gekeken en de schapen werden aan de lopende band aangevoerd: impressive! (300 schapen per dag per scheerder) Na thee/koffie te hebben gedronken aan 1 van hun meren en te hebben geluncht op hun privelandingsbaan, zakten we af naar Wellington.

In de hoofdstad Wellington namen wij en ons blauwig busje de ferry naar het zuideiland. Aangezien de zon net bezig was achter de bergen te verdwijnen, waren de nu roodgekleurde Marlborough Sounds nog indrukwekkender dan normaal. Eenmaal terug op het vastenland leken de anders al weinig bereden snelwegen van het noordeiland ons druk in vergelijking met de wegen die we op het zuideiland tegenkwamen. Langs de noordkust reden we richting het NP Abel Tasman (genoemd naar de Hollandse avonturier). Na onze ervaringen op het rif voor de Tahitiaanse kust, waren we nu klaar voor het echte werk en besloten we de eerste twee dagen van de vierdaagse Great Walk te zeekayakken. Om alle juridische aansprakelijkheid volledig om de klant af te wenden, kregen we eerste een uitvoerige, maar 'laidback'-training te slikken. Harold had precies niet elk woord begrepen, want binnen het uur was hij er al in geslaagd zichzelf en zijn verlengstuk (de kayak!) ondersteboven te keren. Toen zijn eskimorol uitbleef, was het even paniek bij The Backpackers, want het eten zat bij Harry in de boot. Gelukkig was enkel zijn 20 jaar oude slaapzak nat geworden en waren The Backpackers (met een volle maag) verzekerd van een goede nachtrust (nvdr. Harold stelt het goed). Na twee dagen te hebben gekayakt, wat 'wild life' te hebben gespot en onder andere de 'one mad mile' te hebben overleefd (na geprobeer en gediscusieer en Harold die elke keer moest inschatten of hij nu naar links of naar rechts een eskimorol moest maken, besloten we wijselijk terug te keren naar een eerdere kampplaats op het strand en het de volgende dag - succesvol - opnieuw te proberen), waren de twee laatste dagen uitgerekend om te wandelen. Een leuke wandeltocht, op de alom aanwezigheid van de zandvliegen na! Bus na bus insectenrepellent hebben we leeggespoten, zelfs bussen kookgas werden door ons opgefikt, maar niets leek te helpen. De conclusie was dan ook 'dramatisch' en we waren de volgende dagen dan ook verzekerd van een flinke dosis jeukplezier.

Na vier dagen nationaal park was het hoog tijd om ons buske terug wat aandacht te schenken en reden we de volgende dagen telkens honderden kilometers, honderdduizenden meters en zelfs tot honderdenmiljoenen millimeters. Na bij enkele 'blowholes' - uitgehouwen door de bekende beeldhouwer de Tasmanzee - en 'The Pancake Rocks' te zijn gestopt, kwamen terecht in het weinig tot de verbeelding overlatende Greymouth - grijs als de nacht. Het stadje is enkel te vermelden voor de zoveelste Subway die we daar in onze kas schoven (Subway zijn belegde broodjes in fastfoodvorm, een concept dat volgens onze bescheiden mening niet zou aanslaan in Belgie. En ja, zie dat maar als een hulde aan de vele 'smoskes-zaken' aan de UA).

The Backpackers zijn verwende beestjes. Na de natuurpracht van in Zuid-Amerika en de gletsjers in het bijzonder, leken de Franz-Jozef- en de Fox-gletsjer op het eerste zicht niet zo indrukwekkend. Wel indrukwekkend van bij de eerste slag was de muggeninvasie in onze 'van'. 's Nachts hebben we er een serieus slagveld van gemaakt. De plaatselijke pers spreekt zelfs nu nog over de muggenocide. Elke slag was goed voor punten (backhand, handpalm, soms twee of drie te gelijker tijd, in de vlucht tegen het plafond, ... het maakte niet veel uit). Groot was onze verbazing - na een nacht wild tekeer zijn te gaan tegen die rotmuggen - dat er de volgende ochtend minstens tweemaal zoveel muggen als de vorige nacht ons levend begroeten van aan het plafond. Hoe de beesten in onze campervan zijn geraakt, ... Harold mag het weten! Bij een tweede beslommering werd onze interesse in de gletsjers gewekt, zeker als je even nagaat dat deze gigantische ijsblokken te midden van het regenwoud en bijna op zeeniveau uitmonden. Nadat we uiteindelijk op de Fox (de gletsjer, niet de persoon) hadden gewandeld, waren we er best van onder de indruk. Maar om het in de woorden van een alcoholieker samen te vatten: het beste ijs is dat in mijn whisky (The Backpackers verwijzen hiermee naar niemand in het bijzonder, Harold).

Via Haast Junction, een kampeerplek op Haast Beach, een shopstop in Haast Township (waar er haast niets te zien was), zetten we de weg langs de 'river Haast' verder naar Wanaka (door de kenners - onze reisgidsen - het alternatieve Queenstown genoemd). In dit dorpje - gelegen aan een rustiek bergmeer (ideaal voor te zwemmen bij goed weer, wat het ook was) - genoten we na zes maanden nogeens van een cinema. Het zaaltje valt best te vergelijken met een gezellige garage met sofa's en een filmscherm. Er stond zelfs een auto van waaruit je van de film - in ons geval Australia - kon genieten. (In der Hauptrolle Nicole Kidman & Hugh Jackman, der sein Geld normalerweise mit Pornofilmen verdient, na Klasse!)

Na zijn sprong in het ijle boven Buenos Aires zat Jeroen met niets anders dan een skydiveverslaving en in zijn weg naar beneden, maakte hij twee nieuwe skydivejunkies: Harold en Dennis. Vanwege te veel wind konden ze niet in Wanaka springen, maar in 'The Adventure Capital of New Zealand' (Queenstown) hadden ze prijs (en dat betaalden ze cash.... in feite met een kredietkaart, enfin... het was een gepeperde rekening), maar elke gespendeerde dollarcent was het waard. Het was een prachtige dag en het uitzicht over Queenstown, het meer Wakatipu en het skigebied 'The Remarkables' was verbluffend. Alle drie heren mochten eenmaal de parachute open was de touwtjes even zelf in handen nemen, zodat de jongens in zich volledig gesusd waren. Tot op heden kon Jeroen Jan nog niet overtuigen en wordt er voorlopig naarstig naar een manier gezocht om Jan te doen laten springen (misschien een sponsering door 'The North Face' of een e-bayactie op touw zetten?).

Als een volleerde Backpacker miste Harold ook bijna zijn vlucht. Toen hij probeerde elektronisch in te checken, bleek de computer zijn gegevens (Harold B uit B in B) niet terug te vinden. Niet moeilijk, want hij stond een dag te vroeg op de luchthaven. Hij kon blijkbaar niet rap genoeg van ons vanaf zijn? Alleszins mocht hij - mede dankzij zijn charmes te hebben gebotvierd op een hostess van Air New Zealand - toch mee op de vlucht naar Auckland. Zo namen The Backpackers alweer afscheid van een vriend en het mag gezegd worden, er was ook een pluspunt aan Harry's vertrek: het anders krappe driepersoonsbed in de 'van' leek voor Jan en Jeroen plots op een kingsizebed.

Harold, we waren blij dat je voor drie weken in ons team zat! Bedankt, Harry.

Postcards from far far away

For an English version look below

Beste vrienden, fans en familie,

Nog even geduld, de reisverhalen komen er aan, maar graag stellen we onze nieuwe actie voor. Aangezien we niet iedereen een kaartje kunnen sturen (gewoon omdat we simpelweg de adressen niet hebben), lanceren we 'het postkaartje van de week'. Wenst u door een niet zo onschuldige hand gekozen worden om een authentiek, handgeschreven, soms ludiek, een beetje meereizend en duur postkaartje te ontvangen, mail dan uw volledig adres door naar thebackpackers.be@gmail.com .

vele groeten,

Jan en Jeroen

Dear friends, fans and groupies,

We lauched an action called 'The postcards of the month'. If you want to be the lucky receiver of an original, handwritten postcard from the backpackers, leave your address at our mailbox (thebackpackers.be@gmail.com) and maybe your name will be choosen.

greetz,

Jan and Jeroen

De eilandentrip

De eilandentrip in de Pacific was aangekondigd als een mooi tussendoortje. Na 4 maanden en half in Latijns-Amerika wilden we niet rechtsreeks naar Auckland (in Nieuw-Zeeland) vliegen en hadden we nog eens nood aan 'vakantie', hoe raar het ook mag klinken: reizen is toch ook een beetje werken. De eerste tussenstop was het Paaseiland. Het eiland dat het verst afgelegen ligt in de wereld en dat voor vele onderzoekers nog steeds een raadsel blijft hoe de vele beelden op het eiland daar zijn geplaatst en waarvoor ze dienen. Van te voren hadden we ons verblijf al ingekort tot 3 dagen. Het leek ons meer dan genoeg. Wat moet ne mens zo allemaal doen op een piepklein eiland - 30km om het te doorkruisen - met alleen maar scheve beelden rondom zich? Veel scheelde het echter niet of we hadden er geen enkele dag gespendeerd. De laatste avond in Santiago hadden we het rustig aangedaan in de overtuiging dat onze vlucht 's anderdaags rond de middag was. Waarom moet een backpackers zich dan druk maken? (volgens Harold - een persoon die ook in volgende reisverhalen nog ter sprake zal gebracht worden, onder andere als reispartner van The Backpackers - maakt Jeroen zich al voldoende druk en is zo wellicht verzekerd van een vroegere dood) Toen we gingen slapen (een kot in de nacht), checkte Jeroen onze vluchtinfo en stelde vast dat de vlucht al om 9 uur was. Met de eerste metro en bus geraakten we op tijd in de luchthaven. Helaas konden we niet optimaal genieten van de multimedia-schermpjes in het vliegtuig omdat we bijna direct in slaap vielen. Toen we landden, hadden we een prima zicht over het vulkanische eiland dat maar een scheet groot is.

De beste manier om het eiland te verkennen is per auto. Een jeep huren is daar een fluitje van een cent om dit te regelen. Fietsen leek aanvankelijk een leuk alternatief, maar na ons avontuur in Parque Nacional Lanin besloten we wijselijk om dit niet te doen.. The Backpackers zijn soms gesteld op een beetje luxe. Om twee uur konden we onze jeep ophalen. We hadden ondertussen ook nog twee landgenoten bereid gevonden om mee te rijden en zo de kosten te delen. Jammer maar helaas was dit niet zo'n goede keuze. Al een geluk dat er genoeg beelden op het eiland stonden waar je eens iets tegen kon zeggen, want van de twee andere vlamingen kreegt ge niet direct iets boeiend te horen. Over die beelden gesproken: gewoon weg prachtig en mysterieus. Je leest zoveel of je ziet veel foto's over de beelden dat je er wel een indruk van hebt, maar daar ter plaatste was het toch wel iets speciaals. Vooral het feit dat je midden in de Pacific zit, op een van de meest afgelegen plaatsen ter wereld.

Aangezien we de auto voor 24 uur hadden gehuurd, konden we 's anderdaags in de voormiddag nog naar het enige strand op het eiland rijden. Na een frisse duik in het water met wat Moai-beelden op de achtergrond zat ons bezoek aan het Paaseiland er op. Toen we op de luchthaven wachtten op de nachtvlucht naar Tahiti, maakten we kennis met een Duits koppel, Dennis und Kathi. Zij gingen ook dezelfde richting uit. (dat kon ook bijna niet anders omdat er enkel vluchten zijn naar Tahiti of Santiago) Het klikte meteen en voordat we het wisten, hadden we de komende dagen met hen doorgebracht in Frans-Polynesia. Eigenlijk was het voor ons gemakkelijk omdat we geen hostel hadden geboekt en zij wel. Dus hen volgen was het beste.

Frans-Polynesia... is een stukje Europa, maar een heel duur stukje. Het is schandalig duur. Echt alles. Het blijft voor ons zelfs een raadsel hoe de plaatselijke bevolking daar weet te overleven. We zullen het maar houden op het feit dat het goede weer hen voedt. De polynesiers zijn kolossen waar je echt geen boel mee wilt hebben. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de landen in de Pacific telkens goed scoren op het WK-rugby. Voor ons geen rugby maar eerder snorkelen en kajakken op het rif. Onze lodge was gelegen aan het azulblauwe water aan het rif, perfect dus. De eigenaar stelde gerief om te snorkelen ter beschikking en daar hebben we dan ook gretig gebruik van gemaakt. We moesten trouwens wel het water opzoeken want op het land was het veel te warm. Het water zorgde voor de nodige verkoeling.

Omdat we niet enkel onze dagen wilden slijten op het strand besloten we om een auto te huren en het binnenland in te trekken. Samen met een Amerikaan die ook in de lodge logeerde, huurden we een veel te kleine jeep, maar dat kon de pret niet bederven. Bovendien was het een cabrio, zodat Jan boven de wagen kon uittorenen. Met de nodige skills van chauffeur Jeroen bereikten we het binnenland. Helaas was het niet mogelijk om het eiland te doorkruisen. Het mag er dan wel goed weer zijn, eigenlijk is de zomer niet het beste seizoen om naar Tahiti af te zakken. Het is daar dan het regenseizoen. We besloten onze tent op te zetten ergens te midden de bush. Spannend, want dit is niet toegelaten. Het ochtendgloren was prachtig, in het midden van het oerwoud. Daarna was het tijd om terug richting kust te rijden en nog wat watervallen te zien, maar helaas ... na ons bezoek aan de Iguassu Falls lijkt elke waterval die we nu tegenkomen in het niets te verdwijnen. We zijn nogal verwend. Wanneer we terug in Papeete waren en de Jimny terug hadden ingeleverd, namen we de ferry naar Moorea. Onze couchsurfster zou ons daar opwachten. De ietwat excentrieke en gekke Joanna heette ons welkom alsook onze duitse vrienden. Het was voor haar duidelijk geen probleem dat we ineens volk meebrachten. Moorea is het eiland waar de meeste hotels hun lodges op het water hebben. Helaas zat er deze keer geen sheratonbezoek in. Aangezien ons bezoek aan dit eiland kort was - slechts twee nachten op dit paradijs - trokken we er direct op uit. Liften is een fluitje van een cent en we bereikten al gauw de Belvedere (het uitkijkpunt op Moorea). Na de hele dag te hebben liggen bakken in de zon was het 's avonds tijd om een danske te placeren en een drankje te consumeren ten huize Jo. De volgende dag namen we de eerste ferry terug naar het ‘vaste' land. Want de vlieger naar The Cook islands stond ons op te wachten.

Wat kunnen we zeggen over The Cook Island buiten het feit dat het ook een eiland in de Pacific is. Wel noem het gerust het Tahiti voor rugzaktoeristen. Alles is hier wat gemoedelijker en de gewone toerist is hier meer dan welkom. Het stikt hier trouwens van de hostels. Wat maakt dat de prijzen hier zo goed als dezelfde zijn als bvb in Nieuw Zeeland. Op aanraden van een couchsurfer verbleven we in het Hostel Vara's. Het was perfect gelegen. Zicht op het rif met enkele motu's (kleine eilanden) die te voet te bereiken zijn bij laag water. Voor we het dan ook beseften zaten onze drie dagen er op. De tijd vliegt in het paradijs. Ondertussen hadden we ook nog een kerstboodschap opgenomen. Het strand en de zon leek ons een ideale setting. We maken niet elke dag mee dat we kerst kunnen vieren op het strand met goed weer.

Het verhaal dat op zich liet wachten

Sinds het laatste reisverhaal is er veel gebeurd, te veel om alles hier neer te schrijven en jullie met onze Magnus Opus te vervelen. Vandaar hebben we gekozen om jullie enkele flarden van de reis mee te geven. Om te beginnen nemen we een bokkesprong van zo'n drie weken van São Paulo in Brazilië tot aan Puerto Montt in Chile. De highlights, leven in Buenos Aires, whalewatching op het Peninsula Valdes en kamperen in het Parque Nacional Lanin worden zodoende overgeslagen maar via de bovenstaande links kunnen deze in de fotoseries herbeleefd worden.

Vanuit Puerto Montt namen we de bus en ferry naar Ancud, de grootste stad van het eiland Chiloé. De oorsprong van onze keuze om naar dit eiland te trekken lag er in dat we na Junin de los Andes en San Martin de los Andes wel genoeg Zwitsers aandoende stadjes hadden gezien. Vandaar dat we ook niet naar Bariloche trokken (iets wat elke backpacker daar toch wel aandoet). Chiloé beslaat een oppervlakte vergelijkbaar aan die van alle Vlaamse provincies (behalve West-Vlaanderen) en de 110 000 inwoners wonen voornamelijk in de drie 'grootsteden' Ancud, Castro en Quellón. Ondanks dat Chili heel westers aanvoelde in de portefeuille, deed de uiterlijke schijn van de Chileense steden die we totdan hadden gezien, ons terugdenken aan Ecuador, maar dan in een verpauperde staat. Van vele huizen schilferde de verf af bij de minste windstoot en andere huizen verkeerden in de paradox half afgewerkt / half vervallen te zijn. De stad Castro is gerenommeerd voor de paalwoningen die in de baai van het schiereiland staan waarop de hoofdplaats van Chiloé gesticht is, maar - zonder afbreuk te willen doen aan eender welk volk ter wereld - zelfs primitieve Amazone indianen zouden zich ongemakkelijk voelen in de afgeblaterde pastelkleurenschakeringen die de huizen deden ontschitteren in de branding van het zoute water van de Golfo Ancud en Golfo Corcovado. Een geluk dat we op het eiland Chiloé niet op zoek waren naar cultuur, maar naar de natuur. En onze natuur kon zich goed vinden in de natuur van Chiloé. We hadden op voorhand een trektocht aangestipt die ons langs de westkust via enkele verlaten stranden en pinguïnkolonies tot het Parque Nacional Chiloé zou leiden. Het enige probleem was het transport. Personenvervoer op Chiloé was goed georganiseerd door het monopolie Cruz del Sur tussen de grote steden, maar om in het dorpje Chepu (een 10-tal huizen groot en de inwoners van Ancud hadden er blijkbaar nog nooit van gehoord toen we er achter vroegen) te geraken van waaruit onze tocht begon, moesten we geduld aan de dag leggen. De bus reed heel onregelmatig en zelfs niet alle dagen. Om de tijd te slijten (we moesten 6 uur wachten op onze bus), besloten we naar het toeristische informatiecentrum te gaan in Ancud. Een geluk dat we dat gedaan hebben, want we liepen er een man vanuit Chepu (Fernando) tegen het lijf waarmee we konden meerijden. Fernando - een man van middelbare leeftijd - was zelf werkzaam in de toerische industrie en probeerde via allerlei kanalen zijn bedrijfjein de grote reisgidsen te krijgen (wat bij deze dus gebeurd is ). Door zijn connecties kon hij ons 'goedkoop' aan een boottrip helpen die ons naar de eigenlijke start van de trektocht bracht. We spraken met de schipper af om ons drie dagen later op dezelfde plaats te komen ophalen.

Na enkele modderige stukjes, een groen stuk op de kliffen en twee verlaten stranden met zeer veel tegenwind, een gestrande boot en een dode zeehond (neen, niet aangereden want anders zou deze uiteraard in de statistieken staan), arriveerden we op de volledig verlaten camping. Meer dan 6 miljard mensen leven op deze aardkloot, maar the backpackers waren gans alleen. Althans... dat dachten we. Nadat we hadden gegeten en nog hadden nagekaart in de tent, werden we om drie uur 's nachts bruusk wakker. Nadat Jan eerst iets had gevoeld aan zijn voeten en iets later aan zijn hoofd (ook al is onze tent extrawijd, de tentvloerlengte van 2 meter is voor Jan letterlijk van kop tot teen), maakte hij Jeroen wakker. Slaapdronken vroeg Jeroen wat er was en toen ook hij een stomp tegen zijn hoofd voelde, was hij meteen klaarwakker. Na enkele seconden bracht het licht van de volle maan het antwoord. De schaduw van de Chiloé-vos werd geprojecteerd op het zeil van onze tent op luttele centimeters van het hoofd van Jeroen. Door de schaduw leek het een gigantische vos te zijn, maar in feite was het dier niet groter dan een kat. Na een stomp tegen het zeil, koos het beestje voor de aftocht, maar 's ochtends stelden we vast dat de vos 's nachts nog teruggekomen was om zijn territorium af te bakenen... tegen onze tent! Niet geklaagd, de volgende dag was het prachtig weer en met wat zeewater was onze tent weer zo goed als nieuw. Na een wandeltocht tot aan het huis van de eenzame parkwachter en terug (het deed de mens blijkbaar niets dat na acht maanden nog eens toeristen te zien kreeg. Zijn aanblik verraadde dat hij liever het gezelschap opzocht van een fles), besloten we naar het pinguïneiland te gaan. Dit eiland was te voet bereikbaar bij laagtij en liet ons toe om de pinguïns van op minder dan tien meter afstand te zien. De kolonie van zo'n dertig humboldt- en magelhaenpinguïns was indrukwekkend. De beestjes waren echter heel schuchter, want toen we per ongeluk een foto met flash trokken, sprongen de rare vogels om ter snelst het water in en begonnen het wateroppervlakte doorklievend weg te zwemmen. Na enkele minuten kwamen enkele nieuwsgierige beestjes terug naar hun privé-stand en om deze rare vogels wat rust te gunnen, besloten wij ons naar onze privé-camping terug te trekken. Deze keer was er geen vos te bespeuren, enkel wat wilde paarden.

De vriendelijke couchsurfinghost RoRo (ook een rare vogel) waarbij we in Puerto Montt gelogeerd hadden, begreep de geest van couchsurfen als geen ander. Doordat hij al vele bezoekers heeft gehad en zelf een stukje van de wereld heeft gezien, kon zijn kleine kamertje doorgaan als een mini-reisbureautje. Daar kwamen we op het idee om vanuit de haven van Quellon op het eiland Chiloé de boot te nemen door enkele Patagonische kanalen tot aan Puerto Chacabuco. De ferry van Naviera Austral moest normaal om 16u vertrekken, maar aangezien iedereen per sloep op het klotsende water naar de ferry gebracht moest worden, zijn we pas om 18u vertrokken. Deze achterstand van twee uur liep bij aankomst uiteindelijk op tot een algemene vertraging van vier uur. Vier uur extra die ons toelieten om nog meer te genieten van de prachtige fjorden en de besneeuwde bergtoppen van de Andes die gedurende de 30 uur durende boottrip in het verlengde van onze nieuwsgierige ogen lagen. De ferry werd voornamelijk door de plaatselijke bevolking gebruikt om van dorp naar dorp te geraken. In totaal waren er slechts vijf toeristen aan boord (The Backpackers, 2 Nederlanders en een Brit op de fiets) en het was dan ook logisch dat we elkaars gezelschap opzochten. Eenmaal aangekomen bracht een nachtelijke taxirit ons uiteindelijk in Coyhaique, de eerste Chileense stad die ietwat op onze beperkte architectonische waardering kon rekenen. De volgende dag waren we beland in een episode van Peking Express. Samen met het Nederlands koppel (niet echt een koppel, maar alleszins wel in Peking Express termen) probeerden we om ter snelst in Argentinië te geraken. Geen gemakkelijke opdracht en The Backpackers waren de Hollanders sneller af. Na een busrit van vijf uur en vijf stempels in ons paspoort later, waren we gestrand aan de Chileense grens. Een Italiaanse lift bracht ons tot aan de Argentijnse grens waar we onze zesde stempel van de dag binnenrijfden (net niet genoeg voor een amulet ;-) ). Achteraf bezien was het een spannende dag voor niets geweest, want uiteindelijk zaten we in dezelfde bus richting het zuiden (maar de dagoverwinning was wel voor The Backpackers geweest).

Het vervolg van onze busrit over de legendarische ruta 40 (die van aan Salta in het Noorden van Argentinië tot diep in Patagonia loopt) was hobbelig zodat elke dvd vlak voor het einde van de film bleef steken. Hoe Rambo 4 of Boattrip afliep, kunnen we jullie dus niet vertellen. (Over de fles die het Engels koppel naast ons bij hadden, kunnen we wel zeggen hoe het afliep.) De tocht op zich is ondertussen al wel een klassieke film. De pelicule nam ons mee langs de oneindige Patagonische weiden en eindigde in El Chaltén, de toeristische toegangspoort van het noordelijke deel van het Parque Nacional Los Glaciares (in Argentinië). Gepakt en gezakt met een goedgevulde rugzak vingen we onze tweedaagse trektocht aan. Over aangenaam glooiend terrein legden we de eerste dag een 22km af in een regenbui die geleidelijk aan een kleine sneeuwstorm werd. De laatste kilometers waren magisch. In een vers sneeuwtapijt konden we als eerste een spoor achterlaten en op de houten gammele bruggetjes over de plassen en vennen waren de afdrukken van onze schoenen tot in de verte te zien (neen dit is gelogen, door de hevige sneeuw konden we maar enkele meters voor ons uitkijken). Na een kouwelijke nacht werden we wakker in een ondergesneeuwde tent en door de besneeuwde takken straalden de zonnestralen neer. Na een stevige beklimming waarbij we soms tot aan onze knieën door de sneeuw zakten, konden we van op het uitzichtpunt de majesteuze Fitz Roy waarnemen. De piek van deze puntige berg - genoemd naar de kapitein van The Beagle waarmee Darwin de wereld rondreisde - is nagenoeg altijd in mist gehuld. Toen we boven waren, kwam de schim geregeld tussen de wolken door en konden we genieten van de unieke pracht.

Een volgende sprong slaat een belangrijk stuk van Patagonia over (voornamelijk de Chileense kant met Punta Arenas en Puerto Nataaaales (en neen, dit is geen van de vele typefouten in dit reisverhaal, zo spreken sommige Nederlanders de naam van dit gezellige stadje nu eenmaal uit)), maar aangezien foto's meer vertellen dan ons gezever, laten we jullie liever genieten van onze fotoreeksen :-) Na een boeiende trektocht in Torres del Paine waar we met een internationaal gezelschap optrokken, een vermoeiende en frisse cruise door de straat van Magelhaen en het Beagle kanaal, namen we uiteindelijk vanuit Ushuaia het vliegtuig richting Santiago. (Het einde van de wereldgevoel is ons helaas deels ontgaan door het haastige vertrek uit Puerto Williams.)

De Chileense hoofdstad werd meteen ons vertrekpunt voor de vakantie, maar eerst genoten we nog van een paar dagen niksen in Santiago en Valparaiso. Op aanraden van een bepaalde backpackster verbleven we in het Ecohostel in Santiago. Nuja, ... heel veel Eco was er niet aan: veel goede wil, maar echt sorteren werd er niet echt gedaan. Het was er in ieder geval aangenaam vertoeven en we ontmoetten er enkele markante figuren. Zo was er Gerald, deze begin 20-er hadden we leren kennen in het Parque Nacional Torres del Paine. Deze kerel maakte er een sport van zo goedkoop mogelijk te reizen en hij had er heel veel voor over (zo at hij vijf dagen koude pasta zodat hij geen brandertje moest kopen om alles te kunnen opwarmen (of vers te kunnen bereiden!!!)). Chuck Weaver: een Texaan die met zijn BMW-motorbike vanuit Texas tot Ushuaia trok en terug. En ten slotte was er ook nog de Italiaan Gianluco, die heel gedertermineerd was om naar het zuiden van Chile te reizen, maar nog nooit van Torres del Paine had gehoord.

Valparaiso was een stad waar je voor je eigen veiligheid best enkel de toeristische plekken opzoekt, voor de rest is er ook niet heel veel te zien. Ideaal voor een daguitstap (of twee dagen in ons geval). De binnenstad is door de UNESCO als werelderfgoed verklaard en dat valt best te begrijpen. De nauwe straatjes met overal gekleurde huisjes die op de 42 bergen van de stad zijn gebouwd en een schitterend uitzicht geven op de baai, zijn een aangename plek om te vertoeven. Voor de luie mensen onder ons, kon je bovendien ook met eeuwenoude liftjes - die net niet ontsporen - de bergjes opgebracht worden. Of je kon er ook natuurlijk op wandelen, tot aan het huis van de dichter-diplomaat Pablo Neruda bijvoorbeeld.